Ga naar de inhoud

Of Mice and Men

Gisterochtend trippelde ik blootsvoets naar beneden om te douchen. Eerst even koffie zetten. De dag lonkte en lokte, ik zette muziek op en besloot op mijn gemakkie vast een boterham te eten. Alleen bleek de broodtrommel bezet. Toen ik de klep opsloeg, zat daar een (whuh????) muisje – op zijn achterpoten, als een heel klein kangoeroetje. Het knipperde met zijn oogjes en tuurde verblind in mijn richting om te zien welke onverlaat zonder waarschuwing het zonlicht had aangedaan.

Een broertje of zusje kroop argeloos tevoorschijn vanachter het knxc3xa4ckebrxc3xb6d en nam precies dezelfde boks-pose aan. Niet zozeer brutaal, het was meer dat ze het nou nét zo lekker voor elkaar hadden samen! Een droge, donkere plek én gefundenes Fressen

Ik knipperde eveneens een paar keer met mijn ogen en sloot voorzichtig de klep van het muizenrestaurant. Nadat ik me had aangekleed, droeg ik de broodtrommel ietwat besmuikt naar het park en toen er niemand keek deed ik ‘m open. Ik hoefde geen twee tellen te wachten: ze schoten elk onbesuisd een kant op.

Weer thuis (waar het interieur immer kraakhelder / proper / 100% bacterievrij is – de huisdichteres / huishoudster staat er op dat ik dit er bij vermeld) vroeg ik mij af of er iets veranderd was in het gedrag van muizen. Of ze een toontje hoger piepten sinds de tijd van Robert Burns, die een muizennest om zag ploegen en daarover dit gedicht schreef:

Wee, sleekit, cow’rin, tim’rous beastie,
O, what a panic’s in thy breastie!
Thou need na start awa sae hasty,
Wi’ bickering brattle!
I wad be laith to rin an’ chase thee,
Wi’ murd’ring pattle!

(Voor de rest van ‘To a Mouse’ plus de annotatie van het Schots, klik hier)

Vergeleken met dat bibberige wezentje waren die twee van mij maar koude kikkers.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *