Ga naar de inhoud

De regels van het taalspel

“Gedachten heb je en als je die aan iemand wil meedelen, ‘vertaal’ je ze simpelweg. De ander vertaalt het gehoorde terug en voilà; zij heeft jouw gedachten begrepen”.

In zo’n mentalistische voorstelling van zaken, die vanaf Locke tot vandaag (Fodor, Chomsky) opgeld doet, is ieder afzonderlijk mens gevuld met een natuurlijke denktaal, met ideeën of een aangeboren grammatica-machientje. Wat zinneprikkeling, beetje conceptueel denken en hup, je brengt je gedachten letterlijk in je (aangeleerde) moedertaal onder woorden.***

Hoe nu dergelijke betekenisconcepten als ‘innate ideas‘ gelijkaardig geplant zijn in ieder mens – je hoeft ze immers alleen maar te vertalen -, is raadselachtigen filosofisch moeilijk verdedigbaar. In die optiek beschik je over concepten zoals iemand lichaamsdelen heeft, er gemakshalve aan voorbijgaand dat je voor zo’n gedachte weer precies taal gebruikt waarmee je dat wil aantonen …. Taal is je altijd een slag voor!

Ludwig Wittgenstein is de grondlegger van de ‘talige wending’ in de filosofie. Hij had twee, onderling moeilijk uitwisselbare filosofieën. In zijn Tractatus Logico Philosophicus, toont taal op het diepste, ‘atomaire’ niveau betekenis als afbeelding van de werkelijkheid. Later ‘bekeerde’ hij zich met een serie diepzinnige aforismen; de Philosophische Untersuchungen die een complete, nog steeds gaande revolte teweeg brachten in de westerse filosofie.

Betekenissen zijn niet conceptueel aangeboren. Ze ontstaan in een praktijk van taalspelen; een soort toneelstukjes, vergelijkbaar met het vlooien bij apen. Er zijn er talloze en ze veranderen vaak bij culturele conventie: een kind aanwijzend woordjes leren, bevelen geven, moppen of sprookjes vertellen, enzovoort. Ze lijken op gewone spelen zoals schaken of voetballen; binnen een spelsituatie, wordt de betekenis duidelijk. Een buitenspelval opentrekken is echter een betekenisloze zet binnen het schaakspel. Als een politieagente al verbaliserend ineens een kek dansje maakt, speelt zij niet volgens de verbaliseerspelregels en stuit zij op terecht onbegrip bij die man wiens achterlichtje niet brandt (mogelijk dat beiden later in een ander, sm-achtig spel belanden waarin andere betekenis oplaait).

Er zijn spelregels, conventies, maar het verschil met gewone spelen is dat de regels niet vooraf vastliggen in het taalhandelingsspel. Dan zou je immers weer in de discussie van de eerste alinea terechtkomen: waarom kent iedereen de regels; zijn die soms aangeboren? Nee, het is eerder zoals kleine kinderen spelen: maak de regels terwijl je speelt; onderlinge acceptatie daarvan toont de betekenis! Iemand die begrepen wordt, geluid produceert dat als betekenisvol  wordt geïnterpreteerd, is een competente, op de juiste wijze aangesloten speler in het netwerk dat betekenis genereert.

*** De eerdere gastbijdragen van Onwijsgeer staan vanaf heden in de gelijknamige Categorie   

.

1 reactie op “De regels van het taalspel”

  1. Dus, als ik het goed begrijp, is aan Wilders te veel bevelen gegeven en te weinig sprookjes voorgelezen?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *