Ga naar de inhoud

Oneindigheid

“Ik bedacht me dat een schaakbord, net als het klavier van een piano, een zwart-wit vlak is. En dat een rij op een schaakbord acht vakjes heeft, net als een octaaf. Dus leek het me wel een grappig idee om een schaakbord om te bouwen tot een piano. Daarmee zou ik dan een schaakpianoconcert kunnen schrijven op basis van een schaakpotje.”

Nou hebben u en ik ook wel eens een grappig idee, maar het verschil met een kunstenaar als Guido van der Werve (hierboven aan het woord in een interview met NRC van 14-3) is dat hij zijn grappige ideeën dermate serieus neemt dat hij daadwerkelijk 24 uur op de Noordpool gaat staan blauwbekken, zich (kunst zij ons doel!) laat scheppen door een auto, of een ijsbreker ‘regelt’ die hem moet achtervolgen over een ijsvlakte. Van die dingen.

Die schaakpiano kwam er dus ook en was gisteren te zien bij de premixc3xa8re van Van der Werves film in De Hallen. Nummer Twaalf, heet de film (niet geheel toevallig, zijn voorganger heette Nummer Elf, terwijl de film dáárvoor (niet geheel toevallig) Nummer Ti..). Twaalf gaat over ‘oneindigheidsvraagstukken’ – niet van de nummering van filmtitels, maar van het aantal sterren in het heelal (waar anders?) en het theoretisch mogelijke aantal verschillende schaakpotjes.

 

Kende mijn begeestering geen grenzen toen ik dit las? Neen. Het klonk allemaal tamelijk infantiel.

Het was tamelijk infantiel, hoeveel vernuft er waarschijnlijk ook in de constructie van het instrument is gestoken.

Heb ik me desondanks vermaakt in de Vleeshal? Ja. Voor de bespeling van de schaakpiano hadden ze niet de minsten uitgenodigd. Voor de klankoogst maakt het niet uit of daar twee vingervlugge chimpanzees zaten of gevreesde snelschaakhaaien als Manuel Bosboom (die ooit Kasparov aftroefde bij het Hoogovens snelschaaktoernooi), Harmen Jonkman, Karel v/d Weide en Dimitri Reinderman; voor mij was hun aanwezigheid echter een welkome bonus.

Regelmatig werd een stevig uitgevoerde zet niet beloond met de verwachte ‘ping’ of ‘plang’, af en toe raakte er een veld in het ongerede, maar dat mocht de pret niet drukken. De heren hadden het goed samen. “Er zit weinig muziek meer in de stelling”, merkte Van der Weide op een gegeven moment droogjes op.

Al kon de ‘oneindigheid’ mij gestolen worden, ik stond wel even stil bij de vergankelijkheid. Als piepjong, grasgroen leraartje (dertig jaar geleden) was ik in Zaandam bijzitter bij een mondeling tentamen Engels van de nu zo guitige Bosboom. Destijds had hij zich gespecialiseerd in pijnlijke stiltes. En van Reinderman herinner ik me hoe hij als aankomend puber de grote Jeroen Piket in het nauw dreef in een snelschaakpartij in de finale van het NK in Beverwijk. Toen droeg hij een mallotig petje. Hij had bruin haar, dat in de jaren daarna tragisch muteerde in (in willekeurige volgorde) roze, paars, blauw, groen en signaalrood. Gisteren droeg hij het grijs en had hij door kunnen gaan voor een actuaris of assurantiemedewerker.

Ja, de tijd vliegt, en dat is goed, zou je gemakzuchtig kunnen denken. Maar zo simpel is het niet altijd. Van dichter Lucas Hirsch stond ‘s ochtends een zwart-witfoto bij het HD-interview over zijn nieuwe bundel Tastzin. Wat hebben ze met je gedaan, Lucas, dacht ik geschrokken. Pafferig, dof-ogig, alsof hij buiten beeld moest worden ondersteund door een team A én B-verplegers.

Twee uur later zag ik hem in De Hallen, waar hij een expositie heeft: naast een video over skateboarden, in een fris, korenblauw T-shirt, monter glimlachend een twintig jaar jonger!

.

4 reacties op “Oneindigheid”

  1. Ha Marius, tja wat een nieuwe bundel wel niet met je kan doen…;)) Ik ben ook niet zo’n ster in het poseren…;))

  2. Nou, ik vond de foto van de zelfverklaarde ‘kandidaat stadsdichter’ wel passen; hij kijkt stoer en bozig recht de ‘Haarlemse kliekjesgeest in.

  3. @Cees, “zelfverklaarde ‘kandidaat stadsdichter'” gaat mij wat ver, heb het ook ietwat anders gesteld tijdens het interview. Maar u weet hoe het gaat. Te weinig woorden te veel materiaal. Had tijdens het interview gesteld dat Sylvia de beste stadsdichter was die Haarlem zich kon wensen en dat Bies van Ede, Bas Belleman, John Schoorl en ik volgens de door Moormann en Van Velzen gestelde eisen aan de toekomstige stadsdichter voldeden maar volledig werden genegeerd. Enfin.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *