Ga naar de inhoud

Uitdragerij

Even wrikken met een priem, een paar welgemikte tikken met de hamer op de scharnieren en dan de genadetrap… de meeste kasten en tafeltjes bieden weinig weerstand tegen hun executie. We hebben ze dan ook geselecteerd op krakkemikkigheid – te slecht voor De Schalm, alleen goed voor het grof vuil.

De flat van mijn overleden broer moet leeg en we schiften heel wat af de laatste weken. Foto’s worden natuurlijk bewaard, evenals zijn schilderijen en zaken van emotionele waarde. Sommige grotere artikelen waren snel weg. Ik wilde de fiets graag. Voor de nieuwe wasmachine en de koelkast hadden we gauw een afnemer. Vrienden van hem hebben rondgeneusd en vonden het een en ander van hun gading, als aandenken of voor eigen gebruik.

En wat blijft er dan nog veel over… Bij elk afzonderlijk voorwerp stellen we dezelfde multiple choicevraag. Er zijn vijf antwoorden: koesteren – nog even bewaren – naar De Schalm – in de afvalcontainer – bij het grof vuil. Het zou misschien eerbiediger voelen als we deze afwegingen nog een tijdje konden uitstellen, maar de huur moet opgezegd en de dilemma’s blijven per slot van rekening dezelfde.

Zijn CD’s? We hebben er weinig mee en sparen er een tiental, uit piëteit. Boeken idem. Contactlenzen? Weggooien. Een verwrongen montuur met één glas, het andere los in de brillenkoker? Dat ligt persoonlijker, daar kleeft zijn pech nog aan… voorlopig bewaren. Je rug droogwrijven met handdoeken van iemand anders, al is het je eigen broer? Niemand popelt. Is er nog een liefhebber voor een aangebroken zak muesli? Op zich nog wel te eten? Nee…? Een aangebroken verpakking paracetamol? Eenmaal, andermaal…?

Mijn broer had het niet breed en dat maakt het moeilijker zijn huisraad af te danken. Alsof je je verwende neus ophaalt voor zijn levensstijl. Maar ook wie financieel krap zit, vergaart door de jaren heen een karrenvracht bezittingen die je aan niemand meer kunt slijten. Ballast, clutter. Een vettige föhn, een handmixer uit het jaar nul, aangekoekte bakblikken, een fletse schemerlamp, de matras. ‘Ouwe meuk’ is het beste wat je ervan kunt zeggen.

In Peter Ackroyds Foundations stuitte ik vandaag op een passage over de schamele eigendommen van de modale middeleeuwer, die niets weggooide of verspilde. Die in zijn lemen hut eindeloos oplapte, naaide, opkalefaterde, lijmde. De gebarsten kruik, het gerafelde wambuis en de lekkende koperen kom kregen een tweede of derde leven. Stoelen en krukken golden als luxe. Zulke armoede zou ons vandaag goed van pas zijn gekomen.

Wij ploeteren over de gaanderij met de wrakstukken van het meubilair, dalen 45 treden af en stampen beneden onze aanhanger vol. Na een tijdje krijgen we tegenliggers in het trappenhuis – jongens in zweterige T-shirts die een vriendin helpen verhuizen. De dozen blijven komen, dozen vol onmisbare en misbare spullen, spullen die weer andere spullen hebben achtergelaten, spullen die niet goed genoeg werden bevonden.

De goederentreintjes puffen af en aan. Zij bouwen op, wij bouwen af. Een beetje verdrietig word ik ervan. Hoewel, ik denk dat ik dat eigenlijk al was.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *