Ga naar de inhoud

Verhalenbreiers

Ik blader loom – loom en sloom mogen vandaag van het KNMI- door het HD-katern ‘Haarlem & Omgeving’ van dinsdag en mijn futloze bolletje inventariseert traag de orthografische dwalingen die het tegenkomt.

Sommige daarvan luiden het einde van de westerse beschaving in (zou ik op een minder zwoele dag fulmineren). In de HD-kookrubriek worden kippenbouten afgeblust met cola (jawel!), waarin (echt waar!) ketchup wordt opgelost. Die bouten moet je keren. ‘Een á twee maal.’ SICK, SIC, SIK!!! Als je van dat gerecht niet acuut drie à vier keer gaat overgeven (er moet ook nog ketjap door) dan toch wel van… áááááàààááhhhh…..

Bij andere fouten vraag je je af hoe het bestaat dat een journalist geen alarmbelletje heeft ontwikkeld voor de eeuwige instinkers. Over Jacqueline Hilders, Haarlems nieuwe Meesterijsbereider, lees ik: ‘Meesterkok Imko Binnerts, eigenaar van restaurant Vis en Ko in Haarlem, spelde haar vervolgens de bijbehorende versierselen op.’ De spellingscorrector grijpt niet in; ik vraag me af, zijn er nog collega’s die zo’n stukje lezen voordat het wordt gepubliceerd, of waren die ook door de hitte bevangen?

Van categorie drie wordt ik word ik vrolijk. Op pagina 2 volgt een panel van lezers (leken op juridisch gebied) een rechtzaak. Muziekvereniging Soli Deo Gloria heeft zich €18.000 laten aftroggelen en verdachte Jeffrey heeft een ‘geldezel’ gedwongen te pinnen. Een schimmige figuur, wiens verklaringen commentator Ed doen opmerken: ‘Een ingewikkelde brei van verhalen waar langzaam via de trechter een duidelijke lijn in komt.’

Die ‘trechter’ zal wel ‘rechter’ moeten zijn, maar dankdankdank voor ‘een brei van verhalen’! Daar heb ik meteen een beeld bij. De verhalenbreier. Iemand als Jorge Luis Borges. Of een eenzame man in een cel, die met een kluwen losse draadjes en oude knotjes wol geduldig werkt aan een verhaal dat hem zal moeten vrijpleiten – af en toe haalt hij een mouw uit, past het patroon aan en strijkt de panden glad. Met de moed der wanhoop. Of iemand als wij.

Verhalenbreiers, zijn wij dat niet allemaal?

P.S. Voordat de huisdichteres haar kritisch oog over dit stukje liet gaan, stond er ‘het katern Haarlem en ONgeving’ – als we niet in zo’n mooi gebied leefden, had ik het zo gelaten.

3 reacties op “Verhalenbreiers”

  1. Om even aan te haken met wat ik deze week een leuk ‘taaldingetje’ vond op jouw blog. Jij gebruikte in je stukje ‘That died too’ het woord mummel – als werkwoord: ‘mummel niet zo’. De betekenis was me ongeveer duidelijk, hoewel ik deze niet kende: het moest iets zijn als: zaniken, jammeren.
    Ik ken – en alleen maar heel erg toevallig – het woord mummel als zelfstandig naamwoord in het Vlaams, en volgens mij is het zelfs nog dialect. Mummel is kinderlijk voor de ‘plasser van een meisje’. Jongens hebben een piemel, meisjes een mummel.
    Maar dat kon ik niet verbinden met jouw betekenis van mummelen. Zit niet zo te kutten? Mwaw… Dat bedoelde je volgens mij niet.
    Ik ben er inmiddels achter dat mummelen als werkwoord uit de omgeving Zutphen komt, met als betekenis: uit je nek lullen (tóch een geslachtsdeel!, haha).
    Ik vermoed dat ik dat woord als zodanig graag in mijn vocabulaire wil opnemen. Waarvoor dank, dus. 🙂

  2. He, neehee. Miemelen dus, en miemel. Im beide betekenissen. Ik zat te suffen. Excuus.

  3. @Richard: ja, die lui uit Zutphen eigenen zich ‘miemelen’ toe, zie nu ook:
    Een Zutphenaar kan onder twee omstandigheden beschuldigd worden van miemelen: als hij uit zijn nek zit te kletsen over onbelangrijke onderwerpen of als hij zijn eten uitvoerig bekijkt en betast voordat hij het in zijn mond stopt.

    Van belang is dat het in allebei de gevallen om details gaat en dat de miemelaar veel te lang met die details bezig is. Om de een of andere reden hebben veel woorden die in het Nederlands met mi(e)- beginnen iets te maken met ‘klein’: miezerig, miniatuur, microbe. Het woorddeel -el- werd vroeger wel gebruikt om een herhaalde handeling aan te geven: hakkelen, tokkelen, hinkelen, ratelen en rinkelen zijn allemaal werkwoorden met een component van herhaling.

    Mi(e)- doet denken aan klein, en -el- aan herhaling: je hoeft nauwelijks uit Zutphen te komen om te begrijpen wanneer iemand zit te miemelen. http://www.vanoostendorp.nl/linguist/dialectendag2000.html

    Dat laatste lijkt me een zinnige opmerking (van ‘mikro-‘ en ‘mini-‘ ben ik niet overtuigd)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *