Gisteren op bezoek bij mijn ouders in hun vakantiehuisje in Doorn. Midden in het bos. Er stoeiden tuinfluitertjes in het struikgewas en een rode eekhoorn verzorgde demonstratievluchten. Geen knallen daar, geen doffe dreunen in de verte.
En zo gebeurde het dat ik pas om half acht hoorde van de aanslagen in Londen. Zij het onterecht, je voelt je altijd een beetje achterlijk als je je portie ellende met zoveel vertraging krijgt.
Dus vandaag is weer zo’n ‘day after’, waarop politie- en brandweersirenes scheller klinken dan normaal. Toen het GVB omriep dat metrolijn 50 een half uur later kwam vanwege een ‘verstoring’ (aan gewone ‘storingen’ doen ze niet), was ik even bang dat er ook hier … Rondkijkend op station RAI zie je dan ineens talrijke potentiële doelwitten. Eigenlijk heeft een beetje terrorist een makkie.
Naast me op het bankje lag een Spits, met op de voorkant een terreurslachtoffer: een kalende vijftiger, das en colbertje bloedbespat, schedel en kin omwikkeld met verbandgaas, een bekertje water in de hand tegen de schrik. Onder zijn arm houdt hij (hoelang al?) een besmeurde tabloid geklemd, waarin reusachtige hoofdletters om aandacht schreeuwen voor overbodig geworden nieuws.
De komende drie dagen verzorg ik de rondebulletins bij het Nova College Schaaktoernooi dus wie echt afhankelijk is geworden van mijn proza(c) kan daar terecht.