Ze martelen baby’s hier op het dak.
Ze pikken in weerloze hyena’s.
Ze rijten de nieuwe dakgoten uiteen.
En alles elektronisch versterkt door BOSE.
Nou ja, … zo lijkt het.
Ze snateren naar steeds hogere versnellingen.
Ze kokhalzen staccato.
Ze gilduiken bij de vuilniscontainer
En drijfhuilen grote luie cirkels boven je hoofd.
Ze zeggen ‘mama’
Als er een krijst, vallen de anderen in.
Als er een uitvalt, gaan de anderen door.
Ze draaien dubbele diensten (04.00-23.00 uur)
En als zíj slapen, hoor ík ze nog.
Ze snibben, keffen, mekkeren.
Ze jengelen, janken, jeremiëren.
Ze kibbelen als junkies die zonder zitten.
Een beschermde soort,
Maar tevreden? Nooit!
(Door de groeiende vossenpopulatie in de duinen nestelen steeds meer meeuwen op de platte daken hier in de stad en die hebben hun ruwe zee-manieren meegenomen: tegen stormkracht acht in tegen je onverzadigbare gebroed krijsen dat er aan de andere kant van de olietanker drie spieringlijkjes drijven. Half augustus krassen (let op de woordspeling) ze weer op, als het goed is en anders ga ik vossen uitzetten hier op de daken, of desnoods konikpaarden.
deel twee, één dag later
Aan demagogie en haatzaaien bezondig ik me slechts indien een bedaarde, rationele uiteenzetting geen effect sorteert, dus toen ik jullie, beste Raarlemmers, gisteren deelgenoot maakte van de jaarlijkse meeuwenplaag hier in de buurt, beperkte ik mij tot de voornaamste klacht, de voortdurende dak- en luchtconcerten die ze organiseren, met oorschurend repertoire.
Het zinnetje ‘ze schijten’ had ik gewetensvol geschrapt en ik onthield mij van stemmingkwekende associaties met The Birds van Hitchcock. Desalniettemin …..
Ik had mijn log gisteren koud gepost of er vloog er eentje vier of vijf keer akelig dicht langs de ramen. Een centimeter of dertig hooguit. Solo. Buiten was het al pikkedonker. Het monster maakte telkens een geluid zo naargeestig en zo schel – een locomotief op een roestig rangeerspoor komt het dichtst in de buurt. Het was een dreigement, een oorlogsverklaring.
Ze lezen mee! Ik kan het niet anders duiden.
En ze schijten. Toen ik vanochtend mijn werkkamer betrad, leek het of iemand een potje witte verf tegen de ruit had gekwakt. Dat was op de tweede verdieping. En op de ramen een etage lager zat de toegift.
Ik wil iets rectificeren.
Gisteren schreef ik hier dat meeuwen geen tevredenheid kennen. Maar dit moet de uitzondering zijn: twintig meter boven de redactieruimte van het Raarlems Dagklad vliegen, verteerd door wraakgevoelens… quasi onschuldig een oriëntatierondje draaien, … zorgvuldig mikken,… vuren en als die vieze natte flenter dan flats! het raam vol treft, dan krijs je het toch zeker uit van “KAHAKKKAHWWAAGHAKJA!!!!” om de vogelwereld met blijdschap kennis te geven van het geslaagde luchtbombardement? “KAHWAAHAHAHAHAHAHA!!!!
Ze schaterlachen.
(Dit schrijf ik dus op 14 mei 2006).
Ha! Dezelfde meeuwen als hier dus! Ook wij hebben inmiddels – en niet slapenderwijs – het Meeuws geleerd.
Slapen met open raam is onmogelijk. Of liever gezegd: wás onmogelijk. Om de een of andere reden hadden wij vorig jaar al niet meer zo veel overlast. En dit jaar valt het, tot nu toe, ook nog mee.
Wij wijten dat aan een illegaal opererende achterbuurman die al met een baksteen in de hand voor onze ramen staat als het Schotersingelkoor hier komt repeteren.
Op zijn dak werden de liefdesnestjes gevormd. Wel een leuk gezicht. Maar geen gehoor. Nee, dan het Schotersingelkoor!