Toen ik thuiskwam was de huisdichteres er niet, dat wist ik al; wel lagen er op de schoorsteen twee nieuwe recensies van haar bundel ‘Terug naar de Apotheker’, uit het Parool (Adriaan Jaeggi) en de Volkskrant (Piet Gerbrandy).
Gerbrandy vindt wel het een en ander van zijn gading, maar mist een strenge redacteur. Jaeggi is veel positiever, zij het dat hij incidenteel sporen van gemakzucht meent te bespeuren. Ter illustratie hiervan citeert hij
Ik kan me dood drinken
dus dood is niet zo’n probleem
grotere moeilijkheid brengt mij het leven
want dat is zo’n bedoening
en zo veel zo veel zo veel ineens.
Tja, objectief kan ik over die poëzie natuurlijk allang niet meer oordelen, daarvoor staat Sylvia me te na en bovendien duik ik soms zelf in die gedichten op. Maar die laatste regels (lui of doorleefd, jullie zeggen het maar) geven wel precies mijn gevoel van de afgelopen twee dagen weer. Het is veel ineens. Het is ineens veel.
Gisteren in de Kennemerduinen zag ik een Heckrund, tot de schoften in het dampende water van een ven – roerloos bij haar kalf. Het scheen me haast een visioen. En dan vandaag… bij Spaarnwoude lagen de mistslingers als witte bontstola’s over de weilanden. Langs de Europaboulevard stuurde de ochtendzon vreemde dikke lichtbundels door de bomen, alsof engelenscharen ieder moment uit de hemel konden tuimelen. En bij de Albert Cuyp was het beeld van André Hazes onthuld.
Er stond een hek omheen, waarop de rouwenden konden steunen. En er waren bewakers uit Leeuwarden, want je weet maar nooit.
“Spreken jullie Nederlands?” vroeg een donkerharig jochie met een bolle toet even later aan mijn vriend en mij, bij de Ferdinand Bolstraat. “Weten jullie waar het beeld van André Hazes is?” We legden het uit (in vlekkeloos Nederlands) en hij voegde zich weer bij zijn vader, die even verderop stond – bleekjes, gedesoriënteerd, een glas bier vergeten in zijn hand.
Samen vervolgden ze hun tocht, stapje voor stapje. Wat een bedoening. En zoveel ineens.
Het is niet hetzelfde licht
dat valt in duizend kringen
omheen de dingen
die wij zien.
Wat is het licht, is dat het
lieve, het grote
de heldendaad van binnen
het onzichtbare maar willen
dat wij het zouden zien?
ja, zo was het bij andré. toen ik gister om half elf de bedevaart maakte naar de plek der plekken was daar een schare, niet een menigte zoals ‘s middags, niet een massa zoals in de kuip, maar een schare zoals we die kennen uit de legendevorming rond onze verlosser. de mensen waren stil, sommigen staarden naar de hemel. er kwam een kleine jongen aangelopen met een bolle toet. hij had zijn vader aan de hand, strontzat, ‘kom maar papa’ zei de kleine jongen met de bolle toet en toen gebeurde het wonder. het beeld rees op uit de stoel en allengs luider klonk een lied voor die kleine jongen met die bolle toet..” …ik schrijf eenbrief amme moeder die in de hemel is…… ‘de maan kwam achter een wolk vandaan. dit mirakel van de sweelinckstraat zal voortaan elke vrijdag na prinsjesdag herdacht worden met een stille tocht. over de route wordt met het stadsdeel onderhandeld 😕
Frits Abrahams voorspelt vandaag een nieuwe Beeldenstorm, over 50 jaar, waarbij alle vereeuwigde BN-ers van nu ( Milllecam / Fortuyn, etc) worden ontmanteld.
Laat ze dat over vijftig jaar vooral niet doen! Net als straten die genoemd zijn naar vroeger populaire, maar nu vergeten dichters en helden houden standbeelden van in de anonimiteit weggezonken historische figuren ons bewust van de vluchtigheid der tijdgeest. Daarom moet het van Heutz-monument altijd blijven bestaan en had de Stalinlaan nooit in Vrijheidslaan veranderd mogen worden. Loop hier ter stede door de Afrikaanderbuurt, kijk naar de straatnamen, en je raakt doordrongen van het besef dat onze zo standvastig lijkende voorzaten in feite net zulke (licht)hysterische, hype-gevoelige dwepers waren als het merendeel van onze medeburgers.