Grote Broer het Haarlems Dagblad was vanochtend vijf cent duurder. “Het staat er nog niet op”, zei de man op het station verontschuldigend, en hoewel ik het niet in twijfel trok, wees hij op het onbedrukte rode strookje onder de lekkermakertjes (Pleeggezinnen dagje uit in Land van Ooit / Nigel de Jong houdt zijn T-shirtje voorlopig aan / Ruilen en kennis uitwisselen op de Verkadebeurs).
Op dat strookje hoort de prijs in de losse verkoop te staan. Vergeten door de consternatie zeker, of wilden ze eerst de reacties afwachten? Het kan de concurrentiepositie van het Raarlems Dagklad alleen maar versterken als het definitief €1,25 wordt, bedacht ik met instemming, en ik bedacht nog iets.
Die blozende, kalende man staat al in dat sigarenwinkeltje zo lang ik me kan heugen. Minstens dertig jaar al? Dag in dag uit. Licht gebogen en altijd in een wollen vest. Hij is een vaste waarde op die plek, pal naast dat andere tijdloze instituut, de stationskapper.
Zijn kiosk is niet veel groter dan een forse volière en kijkt uit op de bloeiende Mayo-cultuur bij Smullers. Geen plek die je vertrouwen in de mensheid voedt, maar niettemin is hij mild gebleven. “Niemand anders wisselt hier nog”, rechtvaardigde hij zich onnodig, toen ik laatst even moest wachten op een zwerver die vóór mij stond te klungelen met kleingeld.
Wanneer hij me een krant overhandigt, kijkt hij me tegelijk vriendelijk en een beetje bezorgd aan – zo van, ik hoop niet dat er al te veel rottigheid in staat voor meneer. Zou meneer niet liever iets lichters lezen vandaag?
Die blozende kalende man staat er al bijna 40 jaar.
In 1967 kocht ik bij hem – toen een blozende begin twintiger – reeds enkele malen per week mijn Javaanse Jongens voor 95 guldencenten. Dat doe ik nu nog steeds, alleen kost zo’n pakje nu 490 eurocenten.