Ga naar de inhoud

Torrentius

‘Hij zuipt als een ketter, verheerlijkt harde porno en drijft bovendien de spot met God.’

Vreest niet, beste Raarlemmers, het gaat niet wéér over de Gedeputeerden van Noord-Holland! Carlo Nijveen schrijft vandaag in Grote Broer het HD over een Haarlemse huisarts, Haiko Jonkhoff (zelf van onbesproken gedrag), die lobbyt om in de schildersbuurt een straat of liever nog, een plein vernoemd te krijgen naar Johannes Torrentius – en díe wilde dus voor geen meter deugen.

‘Strijden voor een 17e eeuwse martelaar’, luidt daarom de kop. De toenmalige gezagsdragers leerden Torrentius mores volgens de gangbare, onzachtzinnige methoden. De brandstapel dreigde zelfs voor hem. Op voorspraak van Karel I werd hij evenwel vrijgelaten uit het gevang, om in Engeland zijn wonden te likken. Pas in 1642 keerde hij naar Holland terug.

Als Jonkhoff zijn zin krijgt, is Torrentius (oorsponkelijkVan der Beeck) de enige schilder in de buurt van wie we welgeteld één schilderij hebben – ironisch genoeg een moralistisch stilleven, dat oproept tot maat houden: Wat buten maat bestaat, in ‘tonmaats quaat verghaat.

Jonkhoff vertelt dat een sonnet van H.H. ter Balkt hem aanzette tot zijn campagne. Ik bleek het in huis te hebben (Laaglandse Hymnen, p.90) en omdat mijn vakantie toch begonnen is, typ ik het voor jullie over:

Jij was de gevreesde, snelstromende.
Uit de grote brand van Enschede gered
je sinistere ‘Stilleven met breidel’,
dienst doend als deksel op een krentenvat.

De ‘State-Papers’ zeggen van dat breidel
‘… a glass with wyne in it very well donne,
between a tynne pot and an erthen pot’.

Vreemd gesmeed hoofdstel, ondersteboven.

Ingebrand Carolus Rex. Aan Karels hof,
in dienst des konings, vuurdood en pijnbank
in Laagland ontkomen, bleef je twaalf jaar lang.

Zó glad schilderen, dat moet toverij zijn.
Zijn verf, fluisterden je vijanden, zingt.
‘In de oude registers ontbreekt mijn naam’.

10 gedachten over “Torrentius”

  1. Iedere stad heeft zo zijn schilders blijkbaar, maar ondanks een gedegen opleiding kunstgeschiedenis moest ik mijn oude leerboeken openslaan om Torrentius te plaatsen.
    Maar het sonnet van H.H. ter Balkt eindigt ook terecht met ‘In de oude registers onbreekt mijn naam’, want men had hem een andere toekomst toebedeeld, de brandstapel…

  2. Bekt niet echt lekker: Johannes Torrentiusstraat.
    Volgens mij staat er ‘qaat’ op zijn schilderij, maar dat kan toverij zijn.

  3. Er staat inderdaad ‘qaat’, puntje voor willemien.
    Maar dan zou de tekst dus niet kloppen. Want volgens mijn bescheiden mening moet ‘quaat’ vertaald worden als kwaad, maar dat staat er dus niet meer.

    Wat dachten jullie van Torrentiusplantsoen??

  4. Het HD geeft: Wat buter (sic) maat bestaat, in ‘t onmaats quaat verghaat.

    De begeleidende tekst op de site van het Rijks:’Wat buten maat bestaat, int onmaats q[w]aat vergaat (sic)’.

    ‘qaat’lijkt mij wel een plausibele spelling – ze hadden nog geen Groene Boekjes in de 17e eeuw.

    -plantsoen? Eerder een bordeel of een bruin café, als dokter Jonkhoff daarmee kan leven.

  5. Ick en zaghe het op uwe linq (‘één schilderij’). Daar en zit ene vergrothinghsoptiek by. Desweghe ervonde ick alsoo dat men ‘qaat’ schryvet. So niet spreket.

    Marius, fijne vakantie! Hopelijk hoeven we je niet al te lang te missen!

  6. Een bruin café met zo’n naam is geen succes, denk ik. Een bordeel, gelet op het verleden van deze schilder, wiens werken trouwens allemaal zijn vernietigd, zou toepasselijker zijn.
    Maar dan komt het probleem, dat zet je niet in de schildersbuurt…

  7. @Marius: ik ben wel (binnenkort) weg. Een weekje maar. Daarna haal ik natuurlijk in wat ik qua Rada heb gemist!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *