Ik probeer altijd minstens het halve uur vol te maken, maar vandaag zat het er niet in.
Eerst drie minuten zitten wachten tot ik het steeds verder hellende glas limonade mocht redden van een vrouw die langzaam in slaap dommelde, maar daarna…? Er was niks aan vanmiddag, voor niemand. De vrouw met de liefste glimlach van allemaal had twee voortanden minder dan de vorige keer. Eén vrouw, die ik voor het eerst zag, huilde zachtjes aan een stuk door, zonder snikken of uithalen en riep ‘zuster’ naar me elke keer dat ik me verroerde.
Vijf minuten gingen heen met de manoeuvres van een grimmig kijkende vrouw met sliertig grijs haar die zich aan ons opdrong in een rolstoel; ze speurde naar een passage tussen de tafels die er echt niet was. “Dommerd,” beet een man haar toe toen zij tegen zijn stoel botste. Mijn vader hield het, toen hem even later hetzelfde overkwam, bij een krachtig ‘Klootzak!’.
Verder had hij nauwelijks tekst vandaag en na een minuut of twintig gaf ik het op.
Einde bezoek. Genoeg dementie en ontluistering voor één dag. Ik vluchtte weg en inhaleerde gretig toen op de stoep bij het Coornhert een 17-jarig patsertje zoveel mogelijk benzinewalm liet opstijgen uit zijn quad. De blufscootertjes van zijn vriendjes konden mij niet hard genoeg knetteren. Ondergestimuleerde zintuigen snakten naar bijvoeding.
De Hout had gelukkig van alles te bieden. “Zit! Zit! Op je billen! Zit!! Op je billen!!!” tierde een man in trainingspak tegen een kwispelend boxertje en ze hadden het goed samen. Vrouwen van formaat dreven met enorme, zonbeluste dijen hoog geladen bakfietsen voort. Meer! Meer!! Een geminirokt meisje met een mitella zat schrijlings op schoot bij haar vriendje op een bankje en (ik was gevorderd tot de drukte in het centrum) bij de viskar op de Botermarkt schalde het viswijf van dienst: “Krijg nou de kolere, jij! Stuk verdriet!” maar dat was tegen iemand anders en het was, legde ze uit, een grapje – en dus kon ik met een harinkje door naar Doria – ik wou eerst ook nog €300 verkwisten aan een zonnebril en een player worden, maar daar zag ik van af – naar Doria dus, waar aan een belendend tafeltje een kloeke Surinaamse (met ‘Hooyo’ op haar schouder getatoeëerd) consequent vinnig met haar rode puntschoenen naar de vozende duiven schopte, ook naar die ene duif zonder tenen aan zijn linkerpootje en ondertussen speelde een man ‘Que Sera?’ op zijn accordeon voor geld, niet uitzonderlijk mooi, maar wel fijn aan de oren en aan een ander tafeltje zaten twee studentes ‘of little brain’ honderduit te rebbelen en ze zeiden GTST-dingen als “Hé, rook jij nu shag? Mag dat wel dan, met jouw… eh… lichaam?”. En het mocht van het lichaam, gelukkig, anders had ik me er zeker mee bemoeid en ze verteld over die lichamen in de Houttuinen en dat ze NU moesten genieten, alleen dat wist dat stel allang, want nadat het onderwerp shag was uitgeput, zei er een: “Wat zal ik eens drinken? Appelsap?” waarop de ander zei: “Appelsap?! Oóóóh, appelsap, dat vind ik soms zóóó lekker!”
Ik kon er weer tegen.
.
Prachtig stuk, Marius. Werd er even stil van..
Kom op Marius, naar een uitgever.
In de hel van Overspaarne mocht ik altijd langer toeven van de “zusters”. Kon je er alvast een beetje aan wennen, moesten ze hebben gedacht.