Ga naar de inhoud

Schimmen

In Almere is het goed parkeren. Beter dan in Haarlem. Ze hebben in Almere ook meer rode fietspaden en crèches en Praxissen. En ze kennen een ander soort verkeerscirculatie dan wij, zonder bizarre omleidingen en met echte rijdende auto’s.

Toch is er een minpunt. Je bent altijd maar in één Almere tegelijk en dat is het Almere van 2007. En straks dat van 2008. Dat is hier beter geregeld!

De Damiaatjes jengelen al sinds 1564 en het recept van Jopenbier stamt uit 1407. Een beetje Haarlemmer die op stille tijdstippen door de binnenstad loopt, ervaart 800 jaar geschiedenis.

Hij hoort echo’s van lang geleden. Opstanden en twisten; door stegen en smalle straten weerklinken de voetstappen van historische figuren als Frans Hals, Coornhert en Hannie Schaft. In schemerige portieken of achter gordijnen ontwaart hij schimmen van schrijvers, van wie sommigen al eeuwen niet meer leven en anderen nog maar kort geleden insliepen. En naarmate je langer in de stad woont, komen daar de schimmen van je eigen vrienden en dierbaren bij.

Dat laatste werd mooi verwoord door kunstenares Jolanda Prinsen, toen het HD haar vroeg naar haar herinneringen aan de toen net gestorven Lennaert Nijgh:

“We troostten elkaar altijd als we liefdesverdriet hadden of als er iemand dood was gegaan en er zijn er de laatste vijf jaar flink wat gegaan, hoor. We hadden altijd heel erg met elkaar te doen. Dan zei hij: “Ah meisje, hoe gaat het?” Maar niet dramatisch. Met een knipoog. We grapten altijd over de dood heen.”

Op de schim van Nijgh wordt de laatste weken ineens druk gejaagd. Vorige week publiceerde journalist Peter Voskuil een biografie. ‘Testament’ heet hij – u begrijpt wel waarom. Het boek telt bijna 300 pagina’s en er staan veel mooie foto’s in. Ik heb er bij de boekwinkel lang mee in mijn handen gestaan. In dubio.

Zelf heb ik Nijgh nooit gesproken, maar natuurlijk ben ik nieuwsgierig naar hem. Naar zijn leven, naar zijn schrijverschap. En ik ken mensen die hem goed hebben gekend. Wel werd ik gelijk een beetje kriegel toen ik op de voorpagina van het HD een aankondiging van Voskuils boek las, met de iets te gretig gebrachte ‘onthulling’ dat Nijgh in de jaren tachtig speed had gebruikt om zijn writer’s block te bestrijden.

Ik wist niet precies wat mij dwars zat. De absint van Rimbaud, de opium van Coleridge, de jenever van J.C. Bloem, de zwarte koffie van Balzac, en alles wat Johnny van Doorn gebruikte en misbruikte, daar mag ik graag over lezen. In dat rijtje hoort de Beerenburg van Nijgh toch ook thuis, zou je denken, net als die speed voor mijn part.

Of is vijf jaar dood niet lang genoeg, en klinkt Voskuils ‘ontdekking’ daardoor alsof hij in een roddelrubriek hoort? Dat ongemakkelijke gevoel kwam terug toen ik de volgende dag in het HD de recensie van ‘Testament’ las, inclusief de wetenswaardigheid dat Nijgh ‘hoogst onzeker was over zijn prestaties in het echtelijke bed’. “Hij kon het niet met de vrouw van wie hij hield.”

Het zal allemaal best, maar wat is dat toch voor een vervelende gewoonte van biografen om bij andere mensen onder het dekbed te gluren en ze vervolgens postuum op de psychiatersdivan te smijten? Is er privacy na de dood?

Het voelde als een opluchting toen ik later een TV-interview zag met de drie weduwes Nijgh, die herinneringen uitwisselden met ontwapenende nuchterheid en tederheid. Ja, vanzelf, er waren diepe dalen geweest, maar naast frustratie en ontgoocheling waren er de vrolijke tochtjes naar IJmuiden, waar Lennaert hen opfleurde met zijn verteltalent. Het woord ‘levensgenieter’ viel zelfs.

De speed en de bijbehorende leugens waren hun een gruwel, daar werd niet omheengedraaid, maar even later ging het weer over de kaaskroketten en oliebollen die hij met Oudjaar bakte, want soms was hij een ‘echte huismus’. Hier zag ik gelukkig wel die knipoog en het ‘grappen over de dood heen’.

Het blijft voorlopig nog even druk rond Nijgh. De AVRO zendt zondag de documentaire Tip van de Sluier uit en ik verheug me op de selectie uit zijn teksten die Voskuil momenteel samenstelt en die in maart wordt gepubliceerd.

En daarna kan zijn schim zich weer rustig voegen bij die andere Haarlemse schimmen die af en toe opdoemen en die zich naarmate de tijd verstrijkt zwakker en zeldener manifesteren, totdat zij uiteindelijk niet meer zijn dan een belletje in een glas, een zuchtje wind door de vitrage, of de weerkaatsing van de avondzon op een dobberende fles in het Spaarne.

Radiocolumn Broodkast 13 dec. 2007

.

4 reacties op “Schimmen”

  1. de eerste vier alinea’s van dit stukje moeten elk jaar op 13 december in alle klassen van het voortgezet onderwijs worden voorgelezen.

    over lennaert en johnny: van johnny wil je alles weten omdat gebruik en produktie complementair waren. het gebruik moest soms zelfs worden aangedikt om aan de benodigde (fraaie) kopij te komen, dunkt me.
    bij onze etherische lennaert ligt dat complexer omdat hij een lentekind is in zijn liedteksten en in zijn leven een donkere decembernamiddag.
    vanuit de duisternis kun je pas zien dat de wereld mooie liedjes nodig heeft.

  2. Prachtig verhaal Marius! Dankjewel. Ook de link naar de documentaire was zeer welkom.
    En ik houd meteen van een schimmig woord als ‘zeldener’.

  3. Een boek niet lezen maar er toch een mening over hebben, mag.
    Twee zinnen eruit pikken en op basis daarvan dan het hele boek als een rellerig vormpje van roddeljournalistiek neerzetten, kan.
    Maar het stemt niet overeen met de waarheid.
    Tip: koop het boek. En zie dat de schrijver van dit boek zich juist zeer terughoudend heeft opgesteld, nergens zijn eigen mening opdringt en alleen weergeeft wat de mensen die Lennaert het allerbeste kenden over hem te vertellen hebben. Mensen die Nijgh overigens nog altijd stuk voor stuk een zeer warm hart toedragen.
    Het boek is zo ingericht dat iedere lezer op basis van die uitspraken en de overige feiten vervolgens zelf tot een oordeel kan komen.
    Dus: lees eerst, en oordeel dan opnieuw.
    (en om sommige vragen kan een biograaf nu eenmaal niet heen: die zijn een welhaast logisch gevolg van Lennaerts eigen openhartigheid in interviews en liedteksten).

  4. Marius (red. RaDa)

    @biograaf: ‘Het hele boek als een rellerig vormpje van roddeljournalistiek neerzetten’ doe ik beslist niet. Ik heb het immers niet gelezen; ik kan in mijn column geen ‘oordeel’ of ‘mening’ over het boek vinden.
    Die column gaat over mijn aarzeling na wat Cees van Hoore erover schreef. Dat was voor mij geen reclame en ik vroeg me af waar dat aan lag. Aan de zuiverheid van jouw motieven twijfel ik niet in het minst (afgaande op je eigen verhaal in het HD).
    Dat je als biograaf wanneer je ‘kindje’ eenmaal in de winkel ligt op een ander soort ontvangst hoopt, daar kan ik inkomen. Overigens liet Rob Luckerhof (die het wél gelezen had) zich in diezelfde Broodkast-uitzending zeer vriendelijk uit over je boek.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *