Een rijzige man in een rood jack kwam tegenover me zitten. Het was het laatste vrije plekje in de coupé.
“Je ziet er moe uit, Marius.”
Ik twijfelde er niet aan. Ik wás moe. Het was half acht en de ochtendkoffie had nog geen voelbaar effect. Ik ken de man van de schaakclub. Hij is vriendelijk, sociaal en intelligent en ‘s avonds kan je leuk met ‘m praten.
Ik dregde een gespreksonderwerp op. We waren er snel mee klaar. Hij had ook nog een beleefde vraag en beurtelings sleepten we een paar suffe zinnetjes aan. Het schoot niet op zo. We waren pas bij Spaarnwoude. Ik besloot een taboetje te breken.
“Harrie, zullen we eigenlijk niet liever de krant gaan lezen?”
Hij knikte gretig.
Tot Sloterdijk zaten we veilig en tevreden ieder aan onze eigen kant van de papieren muur.
.
Klinkt als een logisch gevolg van de dinsdagse schaakavond op woensdagochtend.
@iam0: Nee dit was dinsdagse dufheid, geen woensdagse. Losbandigheid was in dit geval niet de oorzaak. (Ik spreek natuurlijk alleen over mijzelf; over nachtelijke excessen van Harry laat ik me niet uit.)
Dat we met onze duffe koppen zo taboedoorbrekend bezig waren. Geweldig!
@Dirty H.: Volgende keer weer?