Ik werd gestolen door de zigeuners. Mijn ouders stalen me meteen terug. Toen stalen de zigeuners me opnieuw. Dat ging zo een tijdje door. Het ene moment lag ik in de huifkar aan de bruine tiet van mijn nieuwe moeder te zuigen, het volgende zat ik aan de lange eettafel te ontbijten met een zilveren lepel.
Het was de eerste dag van de lente. Een van mijn vaders zat te zingen in de badkuip, de andere schilderde een levende mus in de kleuren vaneen tropische vogel.
Vandaag leende iemand mij de bundel ‘Frightening Toys’ van Charles Simic (Faber & Faber, 1995). Poëzie, plus een paar korte prozastukjes, waarvan ik er voor mijn plezier meteen twee heb vertaald.
Mijn beschermengel is bang in het donker. Hij doet alsof het niet zo is, stuurt mij vooruit, zegt dat hij zo weer terugkomt.
Kort daarna zie ik geen hand voor ogen meer. ‘Dit moet wel het donkerste hoekje van de hemel zijn,’ fluistert iemand achter mijn rug. Het blijkt dat haar beschermengel er ook vandoor is. ‘Het is een schande,’ zeg ik tegen haar. ‘Die vuile kleine lafaards, om ons zo in de steek te laten,’ fluistert ze. En natuurlijk, voor zover wij weten, zou ik al honderd jaar oud kunnen zijn, en zij gewoon een slaperig klein meisje met een bril.
.
Mooi is dat!