Ik kijk in de kaartenbak van het Literair Uitzendbureau.
“Kan ik u van dienst zijn?” vraagt de juffrouw achter de balie.
“Ja, ik heb een pittige klus aan te besteden. Ik zoek iemandvoor een familiekroniek. Vijf generaties of meer… het moet een dikke pil worden. 600 bladzijden minimaal.”
“Uw eigen familie gaat het om?”
“Het moest er maar eens van komen, vond ik.”
“Dat gaat zeker lukken, meneer. We hebben een groot bestand. En niet de minsten. Wat dacht u van Thomas Mann? Flaubert? William Faulkner? Marguerite Yourcenar…?”
“Mmm… Misschien toch ietsje lichtvoetiger… De ondertoon moet weliswaar ernstig zijn maar op zijn tijd een glimlachje zou toch… af en toe eenknipoog naar de lezer…”
“Bohumil Hrabal? Philip Roth? Of dichter bij huis anders… JeroenBrouwers? Brusselmans, die is nooit te beroerd! Manon Uphof?”
“Ja, weet u… Het juiste midden tussen discretie en… Ik ben er zelf nog niet uit. Het is toch je familie, hè, die vertrouw je niet zomaar iedereen toe. Om van mijn eigen goede naam maar te zwijgen. Gelukkig smeert u me Arnon Grunberg niet aan, of Houellebecq. Een auteur die goed is met de dood en het noodlot, moet het zijn, maar ook met liefde en geluk – zonder gelijk zoetsappig te worden. Liefst heb ik iemand die begrip kan opbrengen voor onze zwakheden en miskleunen… Zodat niemand zijn waardigheid echt verliest… U kent mijn familie niet, maar ze hebben malle fratsen uitgehaald de laatste honderd jaar!”
“Meneer heeft nogal wat noten op zijn zang… Wacht, ik heb het! Dit is precies de juiste schrijver voor u!”
.
Houellebecq…..die heeft inderdaad niets met liefde en geluk te maken. Boven de veertig kan je maar het beste dood……en dat is jammer.
Inderdaad een uitstekende keuze. Goed boek!
Bedankt voor de link, ook.
Groeten
Jeroen