Gastbijdrage van Harrie van der Meulen
Als iemand mij in 1960, 1975 of 1990 gevraagd had wat ik het lelijkste gebouw van Haarlem vond, zou ik zonder te hoeven nadenken de HBS op de Zijlvest genoemd hebben.
Ik herinner me nog de eerste keer dat ik dit sombere, kazerne-achtige schoolcomplex bewust waarnam. Het was 1959, op een mistige dag in de herfst. Zondagmiddag half drie, zelfmoordtijd. Rond die tijd zwierf ik altijd doelloos door de stad omdat dan Frans Nienhuis’ verzoekplatenprogramma op Radio Veronica begon, maar dit was vele malen deprimerender.
Het werd me dan ook vreemde te moede toen ik in de jaren negentig – na een paar decennia weer terug in de stad -tot de ontdekking kwam dat alle weldenkende Haarlemmers deze schepping van Dumont zo’n beetje het mooiste gebouw van Europa bleken te vinden. Bij tijd en wijle moet een mens zich karaktervast betonen en dus gaf ik – desgevraagd – mijn eerlijke mening: dat wat mij betreft de sloopkogel z’n werk mocht doen. Te zeggen dat mijn afwijkende mening me vriendschappen heeft gekost zou overdreven zijn, maar het scheelde niet veel.
Dus toen de discussie over de plannen voor de schouwburg aan het Wilsonsplein van start ging had ik m’n lesje geleerd. Alleen nog in de beslotenheid van de echtelijke slaapkamer ventileerde ik mijn meningen. Dat het best een aardig gebouw was, waar ik bovendien goede herinneringen aan had, maar ook weer niet zo bijzonder dat het per se behouden moest blijven. Dat deze plek aan de rand van de oude stad zich wel voor iets gewaagds leende, voor een kloek eenentwintigste-eeuws architectonisch gebaar. Dat ze wat mij betreft Frank Gehry mochten inhuren, de architect van het Guggenheim Museum in Bilbao (zie foto). Maar dat het met die behoudzucht van de Haarlemmers wel weer iets oersaais zou worden.
Toen twee weken geleden de steigers en dekzeilen aan de kant van het Tuinlaantje verwijderd werden en deze moderne apenrots (zie foto hieronder) zich aan ons vertoonde, wist ik dan ook even niet wat ik zag. Een Gehry is het niet geworden – op z’n hoogst een polderachtige Nederlandse baksteenvariant ervan – maar een echte Erick van Egeraat is het wel met zijn speelse afwisseling tussen verticale en schuine lijnen. En niet te vergeten de fraaie porseleintegels van Babs Haenen, die over enkele maanden prachtig zullen oplichten als de floodlight-installatie klaar is. En nu maar afwachten wat de Haarlemmers ervan vinden…
gefeliciteerd met het driejarig bestaan van het Raarlems Dagklad en bedankt voor zoveel plezierige momenten.
Gemengde gevoelens heb ik bij dit gebouw. Ik vind het ronduit schitterend! Patronaat, Toneelschuur en de Philharmonie zijn al geen missers maar de Schouwburg is nu al een monument, wat mij betreft! Nog wel even van dat ijzeren kunststuk af komen en dan de programmering….dekken die de kosten?
Bilbao is het niet, maar ik vind het On-Haarlems goed!
OnHaarlems goed is inderdaad een goede omschrijving; dat zegt wel weer iets voor het ambitieniveau van dit stadje. Maar goed: het rijtje cultuur paleizen is af. En ze zijn best geslaagd, naar mijn mening.
Toen ik van de aktie van Haarlemmers voor het gebouw aan de Zijlvest vernam, wist ik definitief dat ze daar gek geworden waren: een middelmatig standaard schoolgebouw als dit behouden is ronduit reactionair. Overigens kan deze aktie ingegeven zijn door de vrees dat de geplande nieuwbouw nog veel verschrikkelijker conformistisch post-modern wordt dan het conformistische schoolgebouw dat er stond. Dat moeten we maar afwachten.
Voorlopig springt de nieuwe vijver om de hoek het meest in het zicht, en dat is een verfrissend alternatief. Blijft die duikvijver eigenlijk? Lijkt mij een goed idee.
En dan de nieuwe schouwburg, een opvallend gebouw. Wat vooral opvalt is de verdubbeling van het volume aan de achterkant. De schouwburg is twee keer zo groot geworden, qua volume, en de achterburen zijn daar vast niet blij mee: ze hebben een enorme, schuine, wand voor hun deur gekregen.
Is die wand mooi? Nee, die is nu al lelijk: van die gruwelijke metalen strips als dakgoot, en zelfs verticaal door de gevel heen. Deze uitbreiding is zeker over tien jaar een vervelende puist in de stad; bedekt door groene alg zal het de indruk wekken van een afthans buurthuis, gebouwd met mager welzijns- of cultuurgeld. Over 20 jaar wordt het als achterhaald gebouw afgebroken, net als het Muziekcentrum Vredenburg van Hertzberger in Utrecht.
Mooi zijn inderdaad wel de tegels met bloemuitstulpingen, waar Harrie van rept; maar je moet letterlijk tegen de gevel aankruipen en omhoog kijken om de schoonheid en het raffinement ervan te ervaren. Als je van afstand tegen de gevel aankijkt is het niet meer dan een aardig lijntje in de pui.
Weerzinwekkend zijn de deuren voor de trucks die het decor moeten vervoeren: grote openslaande deuren die zogenaamd volkomen onzichtbaar zijn gemaakt door ze met bakstenen te voorzien. Wat een blamage: muren die deuren blijken te zijn. Modernistisch en aanzienlijk eleganter zouden echte deuren zijn geweest. Dit is maskerade, non-architectuur. En wat een energie zal het mechaniek van die deuren kosten. Energieneutraal? No way!
De overgang tussen oud en nieuw is wel weer geraffineerd: de decoraties boven de vensters in het oude gebouw zijn in het nieuwe deel voortgezet. Subtiel. Hoewel nadrukkelijk zichtbaar is dat de ambachtelijkheid van de oude vensterlijsten niet meer haalbaar is. De nieuwe zien er grof uit al heeft iedereen zijn best gedaan.
Tenslotte een opmerking over de stedenbouwkundige kant. Het nieuwe geheel steekt aan de achterzijde ver naar achteren. De vroegere doorgang tussen Leidsevaart en schouwburg, met rijweg, is gereduceerd tot een wandelpad. Daardoor is het perspectief vanaf de Oranjekade grondig gewijzigd: zeker vanaf de brug bij de Prins Hendrikstraat is sprake van een afsluiting van het perspectief: vroeger keek je eindeloos de Leidsevaart af naar de Bollenstreek. Nu is er een besloten stedelijke ruimte ontstaan, links begrensd door de uitbouw van de schouwburg, rechts door de Bavokerk. Dat is winst voor de stedelijkheid van Haarlem: er is een nieuwe stedelijke ruimte toegevoegd; het polderperspectief is verdwenen. Die winderige zuidwesthoek is eindelijk een stedelijke ruimte geworden. Dat is winst.
Verder is van Egeraats werk gewoon een mager compromis, op de tegels van Babs Haenen na, die eigenlijk als enige een schaamlap bieden aan de architect. Van Egeraat heeft zijn best gedaan, denkt hij, maar is niet boven modaal uitgekomen. Hij heeft zijn werk gedaan, zijn rekening is betaald en hij mag opgelucht ademhalen: geen schande veroorzaakt, rekening voldaan. Maar niks moois gemaakt, alleen een opdrachtgever tevreden gesteld.
Misschien kan fantastische nieuwbouw aan de gewraakte Zijlvest deze Haarlemse zeperd rechtzetten en echt nieuwe stedelijkheid creëren. Het is te hopen.
Op 1 maart mocht ik met een groep belangstellenden alvast een kijkje nemen in het gebouw. Dat wordt erg mooi, met frisse kleuren, een fraaie spiegelzaal en een gigantisch podium (groter dan de zaal). Aan de buitenkant was toen nog niet zoveel te zien omdat die nog achter steigers verborgen was. Nu is het prachtige patroon van tegels, metselwerk, glas en keramische ornamenten tevoorschijn gekomen. Er is duidelijk veel aan details gedacht. Daarom vind ik het zo jammer dat dat is opgehouden bij de dakrand. Daar zit een ordinaire aluminium strip die het eerste het beste berghok ook heeft. Kon er geen mooie stenen rand meer af? En nog iets: de voorkant van de schouwburg is symmetrisch. Die is in de toneeltoren ver te zoeken. Als die toneeltoren ook symmetrisch was geweest, dan was het spel met verticale lijnen nog spannender geweest maar nu is het een scheve blokkendoos geworden met wat toevallige uitstulpingen, omdat daar nou net ook nog een kantoortje moest komen. OK, de geschiedenis van het schrappen in het ontwerp van de schouwburg is bekend, maar dat dat ook duidelijk zichtbaar is, is zonde. Of is symmetrie een vies woord in de architectuur van de eenentwintigste eeuw?