Vanmiddag passeerden we de Bakenesserkerk en de huisdichteres had David Mach nog niet gezien, dus… “Had je mijn stukje per ongeluk nog gelezen?” sluikreclaamde ik bij Bianca Vooges, die baliedienst had. “Ik wou per se een verstopte boodschap ontdekken.” Ook Willemiens speurwerk liet ik niet onvermeld.
Haar binnenpretje werd een buitenpretje: “Er staat toch wèl een naam op, hoor!”
We stoven naar Myslexia (had ik al gezegd dat ze zo heette?). Onze ogen visiteerden haastig enkele willekeurige en minder willekeurige lichaamsdelen en jawel, de huisdichteres had al snel beet – MACH op een wang, in sikkelvorm. Ik vond de voornaam, die van oogkas naar wenkbrauw krulde.
Triomfantelijk wenkten we Bianca. Ze was niet onmiddellijk overtuigd. “Nee, ik bedoelde dit.” Op de onderrug stond ‘Patrick’, degene die geholpen had bij de constructie van het beeld. “Hé, grappig. Nou ik zal het ‘m vragen als hij hier is om de boel op te halen.”