Toen het gebeurd was met de vroege tot en met de late Middeleeuwen en het de hoogste tijd werd voor de Renaissance, werd er niet plechtig op een gong geslagen… Zoveel weet ik er ook nog wel van. Veranderingen voltrekken zich sluipend, in het geniep, waar je zelf bijleeft.
En dan ineens blader je door een oud, maar ook weer niet zó oud, boekje en besef je… MCMLX… ja, dat is toch echt 1960… hoe groot de verschillen met ‘vroeger’ zijn. Voorin Kopstukken van Godfried Bomans staat:
‘Om het recht tot voordragen van een dezer satiren te verkrijgen, wende men zich tot de schrijver, adres: Zonnelaan 17, Haarlem, telefoon 3 49 16’.
Wij zijn allen tijdreizigers!
Voor wie nog meer bewijs nodig heeft, in hetzelfde boekje vond ik dit briefje.
Het gekke is dat *als* je er ‘bijleeft’, je de verandering als ‘sluipenderwijs’ ervaart. Je drijft mee met het water om je heen, dus je merkt het verval (in de dubbele zin des woords misschien) niet.
Maar achterom kijkend in de verte, zie je de rivier niet meer stromen. Je neemt aan dat je plotselinge stroomversnellingen bent gepasseerd, want je ziet nu wel op die afstand een paar grote hoogteverschillen in de rivier.
Wat je ook ervoer, was een oorverdovend geraas toen je meedreef in die stroomversnellingen. Dat is – nog steeds op deze afstand hoorbaar – de gong denk ik (maar het kan ook Wilders zijn geweest 😉