Het sympathieke schrijfproject voor Haarlemse daklozen heeft na eerdere, kleine publicaties nu een zeer grote vrucht afgeworpen: deze week verscheen ‘Pappie’s kleine meid slaapt op straat’ van Stephanie-Joy Eerhart.
Ik heb de schrijfclub (met begeleiders Bert Voskuil en Jacques de Jong) vorig jaar zien optreden in De Waag en bij de Dichtlijn. Stephanie was daar ook bij, vandaar dat ik haar dit najaar herkende toen ze bij het fietserslicht bij de Schotersingel stond. Een tenger meisje, met op haar bagagedrager een ouderwets, houten kastje. Net even te groot voor haar en die bagagedrager. Ze fietste slingerend weg, met één dun armpje dat kastje achter zich in bedwang houdend; het ging vijf meter goed, toen moest ze een noodstop maken omdat het anders op de grond zou donderen. Bij de volgende poging hield ze het twintig meter vol. Nu vloog een deurtje open. Ze mompelde iets, sjorde wat en begon zonder op of om te kijken aan het volgende stukje van haar tocht. Koppig, eenzelvig, fragiel. Bezig een nieuw onderkomen in te richten?
De afgelopen dagen heb ik regelmatig aan dat beeld gedacht als ik in haar boek over alweer een dieptepunt in haar veelbewogen leven las.
Het wonderbaarlijkste aan ‘Pappie’s kleine meid slaapt op straat’ is dat het boek er überhaupt is gekomen. Dat de schrijfster de kracht heeft gevonden het te voltooien na alles wat zij heeft doorstaan. Daar is zij, op haar 23e, na een zwaar bevochten overwinning op de drugsdemonen, terecht bijzonder trots op.
‘Niet langer ben ik de dubbel gehandicapte borderliner met anorexia, die zichzelf snijdt en verdooft met zo’n beetje alles wat los- en vastzit op het gebied van drugs en medicijnen’, schrijft ze in het nawoord.
Haar directe, onopgesmukte stijl laat weinig aan de verbeelding over. Het Haarlemse drug-circuit, dat een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefent op de jonge, depressieve Stephanie, wordt gaandeweg steeds grimmiger geportretteerd. Ook haar eigen aftakeling en ontgoocheling beschrijft zij onbarmhartig.
‘Wie dit boek leest en een greintje inlevingsvermogen heeft, houdt het niet droog’, schrijft Jan Marijnissen in het voorwoord bij wijze van aanbeveling.
Bedankt, Jan, daar sta ik dan mooi te kijk! Wel heb ik het boek (238 pag.) in drie dagen uitgelezen, dus het boeide me beslist en ik kan me voorstellen dat het bij een groot publiek zal aanslaan. Het speelt hier heel dichtbij, en tegelijk ver weg – de daklozenopvang aan de Bakenessergracht, de portieken aan het Kenaupark – plekken waar je ‘s nachts als clean burger liever met een boogje omheenloopt. Het is een wereld waar je weet van hebt, maar die je in wezen niet kunt begrijpen, hoe indringend hij ook wordt beschreven.
‘Mijn geest lijkt niet te stoppen. steeds opnieuw ervaar ik een terugtrip. Het is net of ik een nieuwe dosis speed heb genomen.’ Een dag later stort ze in. ‘Vier dagen en nachten heb ik geslapen. Daphne vraagt me als ik na een week weer eens mijn gezicht laat zien, of het wel goed gaat. ‘Ik dacht dat je dood was. Je hebt vier dagen niet bewogen, Steph!’ zegt ze tegen me.
Wat moet ik daarop antwoorden? Ik weet me helemaal geen houding meer te geven. Ik ben weer nuchter en verlang eigenlijk maar één ding… weer gebruiken.’ (p.135)
Hier schiet mijn ‘inlevingsvermogen’ tekort. Zo’n passage schept bij mij eerder afstand dan dat hij ontroert. Hetzelfde geldt voor een uitvoerige beschrijving van zelfverminking. Dat verklaart misschien waarom ik het meest werd geraakt bij een plotselinge perspectiefwisseling, als een hulpverleenster Stephanie na de zoveelste terugval een wanhopige brief schrijft: ‘Waar is die mooie persoonlijkheid, waar is je kracht? (…) Ik weet dat Stephanie nog niet helemaal dood is. (…) Laat de mensen die van Stephanie houden niet rouwen.’
Zo ver komt het gelukkig niet. In het laatste hoofdstuk is Stephanie afgekickt en brengt ze een hele schoenendoos vol methadon en een ruim assortiment pillen naar de apotheek ter vernietiging.
Mooi stukje, die beschrijving van Stephanie op de fiets-met-kastje.
Dank je voor het plaatsen Marius. De schrijfclub van het Straatjournaal is ook trots op onze `kleine` meid. Binnenkort spreken we elkaar vast weer in de Waag voor een nieuwe editie van de dichtlijn
Ron
Hoi Ron, ik zie dat je jouw weblog weer gaat bijhouden. Leuk! En wie weet komt er van jou ook nog eens een boek uit met je herinneringen? Reuring genoeg,toch?
Jazeker, eindelijk kan ik weer lekker tekeer gaan. Heb net m’n oude nostalgiese driewielertje teruggekregen.
Ik heb al een leuk plekje uitgezocht(boven de computer), kan ik weer terugdenken aan mijn jeugd.