Vorige maand verscheen Pappies kleine meid slaapt op straat , een autobiografisch boek van de nu 23-jarige Stephanie-Joy Eerhart over haar leven als dakloze en drugsverslaafde. Het zou kunnen dat u de roodharige Stephanie inmiddels kent. Het HD wijdde een hele pagina aan haar en ze verscheen in diverse radio- en TV-programma’s om te praten over haar overwinning op methadon en speed – om maar een van haar problemen te noemen – en haar uiteindelijke bekering tot het christendom.
Al sinds haar kinderjaren vult Stephanie schriftjes en dagboeken met haar zieleroerselen, dromen en wederwaardigheden, de laatste jaren ook bij het sympathieke schrijfproject voor Haarlemse daklozen van Bert Voskuil. In zijn voorwoord bij ‘Pappies kleine meid slaapt op straat’, schrijft Jan Marijnissen: ‘Wie dit boek leest en een greintje inlevingsvermogen heeft, houdt het niet droog.’
Als 14-jarig meisje wordt Stephanie uit huis geplaatst (aan een auto-ongeluk heeft ze een kapotte voet overgehouden, ze hoort slecht en had samen met een vriendin paracetamol gespaard voor een zelfmoordpoging). Daarna gaat het snel bergafwaarts met haar. Acht jaar later is ze een rillend, anorectisch wrak in de ziekenboeg van het Leger des Heils. De tussenliggende periode van verloedering beschrijft ze zonder franje en effectbejag, in een opeenvolging van realistische, schrijnende taferelen.
Het bevreemdende voor mij was dat die zich afspelen op plekken waar ik zelf regelmatig kom. Nou ja, langsloop. Soms met een grote boog. Plekken die iedere Haarlemmer kent, en niet kent: de nachtopvang aan Bakenessergracht, de dagopvang in het Magdalenaklooster, Stem in de Stad aan de Groenmarkt.
Het Kenaupark, waar ík mijn pas vertraag om te genieten van de majestueuze bomen en de statige gevels, wordt door de daklozen benut om te dealen, te hosselen en hun roes uit te slapen. Kinderboerderijen en parkeergarages zijn voor Stephanie en haar maten een potentiële slaapplaats; één keer brengt ze een barre nacht door in een dugout op het TYBB-terrein, waar de volgende dag fanatieke ouders hun F-pupillen weer staan aan te moedigen.
Een optimist zou kunnen denken dat een boek als dit de kloof verkleint tussen daklozen en mensen als ik, uit buurten waar men de komende dagen paaseitjes schildert, naar de Meubelboulevard gaat of drie uitvoeringen van de Mattheus met elkaar vergelijkt. Helaas, bij mij had het eerder een averechts effect, en misschien dat het boek me daarom blijft bezighouden.
Je vraagt je namelijk af wie er wél tot de daklozen doordringt. Marijnissen stelt in de inleiding dat het een schande is dat in een beschaafd land niet-productieve groepen zo veel tekortkomen. Dat is mij iets te makkelijk. Stephanie maakt routineus melding van allerlei afspraken – met de Brijderstichting, het Riagg, Release, het kamertrainingcentrum, de Sociale Dienst, het AMC (voor haar voet), pension Spaarnezicht, enz. Het probleem is dat ‘cliënten’ en begeleiders in parallelle werelden leven, zoals aquariumhouders en hun vissen.
Het boek is weliswaar opgedragen aan een aantal ‘hulpverleensters die niet alleen toehoorden, maar ook luisterden’, maar doorgaans is de hulpverlening vooral… hulpeloos. Machteloos, moedeloos, murw. En hoe kan het anders? Neem dit voorval, in de nachtopvang, verteld door ene Ted, die ‘s ochtends om half zes wakker wordt van de rugpijn en aan weerszijden van zijn bed allemaal injectienaalden ziet liggen. Hij schopt een scxc3xa8ne, want hij kan zijn bed niet uit zonder risico.
“Komen er twee van die heroïneverslaafden en die beginnen te bakkeleien over van wie welke spuit was.” Ted schudt zijn hoofd en legt mij uit dat er aan elke spuit aan de bovenkant een kleurtje zit, iedere gebruiker heeft een andere kleur. “Deze spuiten waren rood en blauw en nog kregen ze er ruzie over. Echt, ik had zin om ze met de koppen tegen elkaar te slaan, maar dan word ik straks weer geschorst, zul je altijd zien”.
Een kleurtje aan de bovenkant van de spuit, dat is mooi bedacht. Met de beste bedoelingen. Er wordt op diverse niveaus over vergaderd, men is enthousiast: een praktisch, eenvoudig uitvoerbaar plan. Een stap vooruit qua hygiëne. Alleen nog leuke kleurtjes uitzoeken en klaar! Er kan niets meer mis gaan, zou je denken. Wel dus.
Stephanie-Joys boek zou verplichte lectuur moeten zijn voor iedereen die gelooft in eenvoudige oplossingen. En voor iedereen die denkt dat hij zijn stad goed kent. Er zijn meer Haarlemmen dan wij vermoeden.
(voorgelezen in de radio 105-Ampzing Broodkast op 8 april)
Het zou ook verplichte lectuur moeten zijn voor gelovigen in ingewikkelde oplossingen, tussenoplossingen, verzadigde en onverzadigde oplossingen.
@schulp: Over halve oplossingen gesproken, over de Brijder Stichting (verslavingszorg) zegt Stephanie in het HD interview: “Brijder is een lachertje, de grootste dealer van Noord-Holland! Ik hoefde maar een beetje te piepen en mijn dosis werd verhoogd. Wat levensgevaarlijk kan zijn, want door mijn anorexia woog ik nog maar 38 kilo.”