‘Rechter steeds vaker vrouw’, kopte Grote Broer het HD zaterdag – alsof ze met een grootscheepse ombouwoperatie bezig zijn, waardoor transseksuelen inmiddels de dienst uitmaken aan de Damstraat.
Het gaat om iets anders. Het arrondissement Haarlem gaat volgens het jaarverslag voorop in een landelijke trend, de feminisering van het justitiële apparaat: 61% van de rechters is hier vrouw. In de woorden van journalist Richard Mooyman: ‘In Haarlem is het al langer geen uitzondering meer: de (meestal mannelijke) verdachte ziet drie vrouwelijke rechters tegenover zich. De rechtszaal is een vrouwenbolwerk geworden: vaak zijn ook de officier van justitie, griffier en advocaat vrouw.’
Dus…??? Tijd voor positieve discriminatie van de man?
Maar net als het interessant begint te worden gaat zo’n stukje plichtmatig verder met het lossen en laden van cijfers (89.632 behandelde zaken, bovengemiddelde ‘arbeidsproductiviteit’, 71 klachten, enz.).
Terwijl mijn nieuwsgierigheid nog allerminst is bevredigd. Straffen zij-rechters strenger dan hij-rechters? Of alleen bij bepaalde delicten (vrouwenhandel, manslag)? Krijgen we in Nederland nu emotie-justitie? Pinken zij-rechters tijdens de zitting weleens een traantje weg? Straffen ze op een niet-boos-maar-verdrietig-toon? Of schuilt er in die damestoga in veel gevallen een wraakzuchtige dominatrix? Of maakt het niks uit en zijn het allemaal net kerels?
Een niet-representatieve steekproef hier thuis wees uit dat 100% van de ondervraagden liever door een man werd berecht, zij het om verschillende redenen. De huisdichteres (blanco strafblad) dichtte zich dan betere kansen toe om een paar weekjes van de dreigende straf af te charmeren. Zelf zou ik me in de beklaagdenbank willen beperken tot nors zwijgen en onaangedaan aan mijn doorlopende wenkbrauwen plukken – en zonder het hinderlijke vermoeden dat de vrouw in het zwart mij tot in mijn diepste wezen probeerde te ‘begrijpen’. Want dat kunnen ze meestal toch niet laten.
Waarmee ik niet wil beweren dat we ons moeten laten leiden door de voorkeur van de cliënt. Eerder omgekeerd. Dus dan is het goed zo!
.
“Rechters zijn steeds vaker vrouw”, wringt naar mijn idee. Het lijkt zo alsof rechters om de haverklap bij zichzelf constateren: “Verrek, krijg nou tieten, ik ben ineens alweer vrouw!”. Ik heb het gevoel dat het “Vrouwen zijn steeds vaker rechter” moet zijn (desnoods eigen), maar ik weet niet helemaal waarom.
@ Carel: dan is het dus alsof vrouwen om de haverklap bij zichzelf constateren: “Verrek, krijg nou tieten, ik ben ineens alweer rechter!”.
Het zit in dat “steeds vaker” denk ik. “Ik kwam erachter dat ik steeds vaker mijn fietssleuteltje op het aanrecht legde.”
Of dat damesrechters zich vroeger niet zoveel om hun uiterlijk bekommerden en nu toch echt wel steeds vaker in hun vrouwzijn meer vrouw willen zijn. Ik stel me voor dat ze zich ‘optutten’ om macho-verdachten op het verkeerde been te zetten, waarna ze die lieden eens flink de maat nemen ;-). Je had trouwens vroeger zo’n damesrechter die zich behoorlijk om haar uiterlijk bekommerde en die, meen ik, Judge Judy heette.
@ Carel: De eerste versie van mijn stukje begon met: ‘Rare kop in het HD:…’. Ik heb er ook even mee gespeeld zonder veel verder te komen. ‘Rechter steeds vaker corrupt / overspannen / bedreigd / de pineut / in de puree…’ Er is veel mogelijk. ‘Sleuteltje steeds vaker op aanrecht’ klopt als (weinig sensationele) kop; hetzelfde fietssleuteltje kan wel of niet op het aanrecht liggen); Bij ‘Rechter steeds vaker vrouw’ hik je ergens tegenaan – dezelfde rechter kan niet soms vrouw zijn. (‘Jekyll steeds vaker Hyde’ kan wel weer.)
Een jongere uit mijn omgeving, vaak is jongere een eufemisme voor crimineel, maar in dit geval niet, een jongere moest eens getuigen toen het Sanhedrin gespeeld werd door een female cast. Niet alleen had de officier heur zaak gebaseerd op een bij zonder diffuus getuigenis, hier bleek al dat gedaagden het niet gedaan konden hebben. Dus gewoon een kwestie van lezen.
Niettemin veroorloofde zij zich als slotopmerking dat ‘ de heren hun verhaal goed op elkaar hadden afgestemd’,’t geen de jongere/getuige de kwalificatie ‘stelletje bibliotheekmoeders’ deed ontvallen. Ik vond het geen slechte typering. Branie ligt slecht in de markt bij de dames.
Eens stond ik terecht voor het weigeren van de bloedproef. Een mooie jonge vrouwelijke Officier van Justitie dichtte mij moordadige intenties toe. De mannelijke rechter was meer van haar dan van mijn stamelend verweer (‘rechten-van-de-mens’; ik had voorzichtig rijden onder invloed allang toegegeven) onder de indruk. Mijn feministische sympathieën verdwenen als sneeuw voor de zon!