Het was zo’n zonnige slenterdesloeberdeslobberdag waarop Haarlem op zijn bovenstedorpstebest is.
Eerst de Dag van het Park; opening om 11 uur door wethouder Jan Nieuwenburg bij het Dolhuys. Met oorstrelende harp- en vioolmuziek van Brenda Dor-Groot, en de huisdichteres liet een verse ode aan de Bolwerken over de Schotersingel schallen.
Onverwachte verschijningen verschenen.
Op naar de vijfde H’lemse Dichtlijn, om 13 uur geopend door Nuel Gieles. In topvorm: ad rem, zeer betrokken en strooiend met loftuitingen voor… voor de bekende hap, zou je met wat oneerbiedig kunnen zeggen, want het ons-scant-ons gehalte was bijzonder hoog in de Vishal.
De medewerkers waren allemaal oude rotten. Ik citeer uit het colofon van het begeleidende Dichtlijn-boekje: Irmgard Geerinckx, Dries Havermans, Jozeph en Tineke Vlaar, Ronald Mattern, Sonja Kagie, Jacques de Jong, Eric J. Coolen. Voor de kenners weinig verrassingen in de opstelling, toch? Ook onder de negentig deelnemende dichters bevond zoch een aanzienlijk aantal habitués.
Het mocht de pret niet drukken, integendeel, vaak verhoogde het juist de pret. Ik had een uitstekende middag. Na de sluiting (cum veiling van een schilderij van Hannes Kuiper) gingen wij voor de nababbel naar het monumentenpand aan het Spaarne waar overdag ook een dichtersploeg had opgetreden.
Na een uur werd er op het raam getikt. Want (weinig van die woordspuwende poëten en wufte aestheten zullen daarbij stilstaan) alle gele banieren moeten na afloop ook nog van de gevel worden gehaald en opgevouwen voor volgend jaar. Door twee mannen met een keukentrapje, in casu Dries Havermans en Jozeph Vlaar.
Hulde aan de vaste medewerkers!
(Nog meer lof voor de Dichtlijn bij Wilikditwel)
En ik neem aan dat het publiek weer net zo talrijk als voorgaande jaren HUN medewerking gaven!?