Ga naar de inhoud

Vlaamse Avond

Hij was er, dat was al heel wat. Van Gent naar Haarlem gereisd, en nog wel geëscorteerd door de mythische Tania de Metsenaere!

De andere deelnemers aan de Vlaamse avond, zanger Johan Verminnen en dichteres Sylvie Marie waren zeer zeker de moeite waard, maar de meeste aandacht ging onvermijdelijk uit naar Herman Brusselmans. 

Voor de pauze las hij voor uit eigen werk, wat hem natuurlijk bij uitstek is toevertrouwd: rap tempo (de verhalen slechts van elkaar gescheiden door een haastige ‘gloink’ uit zijn flesje mineraalwater), geen haperingen of versprekingen, en lachsalvo’s van het publiek werden ijzerenheinig genegeerd. Briljant! 

Het vraaggesprek van een half uur leek me van tevoren een hachelijker zaak. Gelukkig vermeed Joost Mulder – hoewel betrekkelijk onervaren als interviewer – de ergste valkuilen van het vak (dweepzucht, ongewenst gepsychologiseer en koketteren met eigen interpretaties). Hij had zich terdege voorbereid en toonde oprechte belangstelling voor het werk. Brusselmans deed de rest, en sprak onderhoudend over zijn specialiteit, Herman Brusselmans. 

Het gesprek tussen de twee langharigen zakte geen moment in en bestreek een breed terrein: de onvermijdelijke mediaoptredens, de (on)wenselijkheid van Vlaams idioom als kruiderij voor de Nederlandse markt, Brusselmans’ honkvastheid (trouw aan Gent en aan zijn uitgever) en het uitblijven van erkenning – grote literaire prijzen vielen hem nog niet ten deel voor zijn inmiddels vijftig romans. 

HB ging tamelijk serieus in op zijn beperkingen als schrijver; na twee welgemeende, ontroerende pagina’s kan hij de neiging niet onderdrukken te gaan ‘bullshitten’ en steken flauwekul en absurditeit de kop op. Ooit een boek over zijn ouders misschien? Dat zou kunnen, maar dan niet als ‘afrekening’. Als de conclusie van zo’n boek zou zijn dat je vader een klootzak is, moet je het niet willen schrijven, zei hij. 

Zo’n avond is geslaagd te noemen als hij je hongerig maakt naar het werk. Vanochtend grutte ik wat in de bibliochaos hier in huis. Het Spook van Toetegaai was de eerste roman die ik opduikelde. Hoofdstuk 1: 

Ik had jeuk aan mijn penis. 

Over beroemde openingszinnen gesproken! Het vervolg is van een benijdenswaardige losheid. 

Ik had jeuk aan mijn penis. Achter een muurtje dat daar stond ging ik krabben. Er zat een keeshond zijn gevoeg te doen. ‘Goeiemiddag,’ zei ik. Tegen de tijd dat de dieren het roer overnemen wil ik voorbereid zijn. ‘Goeiemiddag,’ zei de keeshond. Dat de dieren het roer overnemen zou wel eens dichterbij kunnen zijn dan we denken. Zonder verder nog een woord ging de keeshond heen. 

Wat moet het heerlijk zijn op die manier te kunnen schrijven! 

P.S. De Stichting Literair Haarlem blaast trouwens behoorlijk in de bus dit jaar; zo hebben ze voor 17 mei Coetzee weten te strikken!

2 reacties op “Vlaamse Avond”

  1. ‘Ik reed in de auto van Sydney naar Melbourne. Ik had Sydney beloofd zuinig te zijn op zijn auto.’ Nog een openingszin van een kort verhaal van Brusselmans. Ik moet er ook nu weer om lachen. Zouden zijn boeken het beter doen bij mannen, dat daar zijn lezerspubliek zit?

  2. Ja, dat was zeker een fijne avond. De twee langharigen werden geflankeerd door 2 schriele kanonnetjes die ik nog niet eerder had gezien in de Gravenzaal. Zijn die van het Ampzing?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *