Ga naar de inhoud

Zwelwerk

Schakers kun je onderverdelen in stugzitters en vertreders. De stugzitters vrezen dat hun moeizaam opgebouwde stelling instort du moment dat zij zich lijfelijk meer dan twee meter van het bord verwijderen.

Vertreders daarentegen nemen graag afstand van hun beslommeringen – in het ergste geval uit escapisme, maar doorgaans omdat hen is gebleken dat ze na een klein ommetje door de speelzaal met onbevangen, frisse blik naar hun partij kijken.

Zelf ben ik een vertreder. Zo gebeurde het dat ik mij dinsdag vertrad in bejaardentehuis De Rijp, waar wij van HWP4 een uitwedstrijd speelden. In de aula stond een elektronisch orgel. Merk Johannus. Er was een grijze plastic bestekbak op gezet en het hout zag er uit of het volgens contract wekelijks werd gereinigd met staalborstel en soda. Als er een meldpunt bestond voor mishandelde kerkorgeltjes, zou ik terstond hebben gebeld.

‘ZWELWERK’ was het eerste woord dat mijn aandacht trok en vervolgens verlustigde ik, orgel-ignoramus sinds mijn vroegste jeugd, mij schaamteloos aan de prachtige woorden op de toetsen boven de klavieren: subbas, gamba, gedekt, holpijp, mixtuur, open fluit, bazuin, quint, octaaf, superquint

Ik pakte mijn schaakboekje en terwijl mijn tegenstander zich het hoofd brak over de complicaties na 27. Pd7xe5, noteerde ik, in vervoering: quintadeen, prestant, sali-cionaal, roerfluit, octaaf, koppelfluit, sequi-alter, dulciaan, tremulant.

Het werd een mooie avond. Toen onze overwinning een feit was, keek ik nog even hoopvol in de richting van de Johannus. KLAROEN had ik ook zien staan. Maar ach… misschien kan je zo’n ding maar beter alleen in gedachte horen.

.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *