Ga naar de inhoud

Wien

Hoe gaat dat met gebruikers van een in onbruik rakend woord?

Zelf gebruik ik ‘wier’ incidenteel nog als betrekkelijk voornaamwoord, maar het moet gezegd, de vanzelfsprekendheid is weg, er sluipt geleidelijk meer schroom in mijn ‘wiers’; ik kan me voorstellen dat ik er over een jaar of dertig in het bejaardentehuis nog mee koketteer bij leuke verpleegsters of bij wijze van verzetsdaad dingen schrijf als ‘de vrouw wier wiet hij kocht speelde net quitte’.

Met een beetje mazzel sluipen er tegen die tijd filologen om mij heen met opnameapparatuur die omstanders tot stilte manen: “Sssst, daar gaat de laatste in het wild levende wier-zegger van het Nederlandse taalgebied!”

Ik kom erop door een lichte genotshuivering die de stads-/huisdichteres opbiechtte toen zij van de week een boek van Anthonie Fokker open sloeg bij deze zin: ‘Generaal  Snijders is zonder twijfel een dergenen van wien niet kan worden gezegd, dat de oudere generatie de wielen van den vooruitgang der aviatiek remt; integendeel, hij is vuriger voorstander dan de jongste onzer.’

WIEN!

Heerlijk… Dat werd geschreven in 1931. Ik vrees dat het woord anno 2011 niet levensvatbaar meer is, hoe graag ik het ook zou willen herintroduceren. Jammer, waarom verliezen talen altijd alleen maar naamvallen en krijgen ze er nooit eens een bij?

.

8 reacties op “Wien”

  1. Ja, heel vreemd is dat, dat talen steeds eenvoudiger worden. Je zou toch verwachten dat het juist andersom is. Dat de eerste spreker van een taal het onbeholpen doet en dat volgende generaties het steeds verbeteren / ingewikkelder maken.
    Maar de IJslanders doen gelukkig niet mee aan de versimpeling. http://nl.wikipedia.org/wiki/IJslands

  2. @Glenn:
    Als je je afvraagt wat de bedoeling is van taal, m.i. het tot stand bengen van betekenis in de vorm van zinnen, lijkt me dat de talen eerder doelmatiger zijn geworden dan eenvoudiger. De complexiteit van moderne talen ligt naar mijn idee eerder in de mogelijke zinsconstructies dan in de etymologie van woorden.

    Als ik jouw redenering volg zou onze steeds complexer wordende wereld niet meer in een almaar eenvoudiger wordende taal af te beelden zijn, wat mij een contradictie lijkt: taal en wereldbeeld gaan hand in hand.

    Het (oude) Chinees was zo gecompliceerd, dat het slechts door een minderheid kon worden geleerd/gelezen. Vandaar de (aanvankelijke!) achterstand in ontwikkeling van die samenleving. Nadat in 1950 besloten werd het Chinees te vereenvoudigen werd de wereld ook voor de gewone burger ontsloten en werd tijger pas echt wakker.

  3. Daarom heten ze ook naamvallen en niet naambijen.

    U moet mij deze woordgrap niet euvel duiden overigens

  4. Er zijn nu nog tienduizenden bevindelijke gereformeerden voor wie de Statenbijbel, die ritselt van de wiers, wiens en diers, de enige erkende bijbelvertaling is en daarom acht ik de kans heel klein dat jij over dertig jaar de laatst overgebleven wierzegger zal zijn. Zelf heb ik wel eens gedroomd de laatste* aanvoegende wijs-gebruiker (‘hadde hij de euvele moed gehad’ etc) te worden, maar die ambitie heb ik om dezelfde reden opgegeven.
    *God zij met u, godverdomme en andere gestolde zegswijzen tellen niet mee.

  5. En nu zat ik toch even heel erg te puzzelen waarom het hier ‘wien’ is. Maar dit is een derde naamval, denk ik. Of?
    Voor liefhebbers de hele vervoeging van wie:
    m/v/meerv
    wie/wie/wie
    wiens/wier/wier
    wien/wie(r)/wien
    wien/wie/wie

  6. Johan Cruijff en een Achterhoeker (denk Winterswijk, denk Lichtenvoorde) hebben dat wie-gebruik gemeen: ‘mensen wie’.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *