Hoelang kennen we eigenlijk al zelfverrijkers? Geen rijken, rijkaards of ordinaire rijke stinkerds, zoals de wereld die al sinds het jaar nul na Croesus kent, maar ZELFverrijkers – dat prefix maakt het nog een graadje erger, zoals ZELFbevredigers al sinds het jaar nul na Onan lager in aanzien staan dan gewone bevredigers.
Zelfverrijkers zijn dag & nag in touw met winstverdubbelaars en woekerwinsten en durfkapitaal. Iedere knul die bij Monopoly ooit Hofplein – Blaak – Coolsingel – Leidsestraat & Kalverstraat op een rijtje heeft gehad, weet wat dezulken drijft. Maar je kunt hebzucht ook overdrijven, dat heet dan EXORBITANTE zelfverrijking, en dat is écht niet goed. Doe er niet aan mee beste Raarlemmers, bemiddeld of gefortuneerd. Als je wordt betrapt sta je er gekleurd op in het jaar 7 na Tabaksblat.
‘Verarming’ heeft een langere geschiedenis dan ‘verrijking’, maar inmiddels is dat laatste woord wel zo stevig verankerd in het moderne idioom dat ik de pas inhield toen ik een ‘verreiker’ passeerde. Mijn inwendige rode potlood –semper paratus, om niet te zeggen trigger-happy – sprong in de aanslag.
Te snel! Te snel!!! Dit was wel degelijk een VER-reiker. Van de firma HWS ook bekend van telescoophoogwerkers, knikgiekhoogwerkers, schaarhoogwerkers, spinhoogwerkers, ladderliften en wat dies meer zei zij.
Een verrijker zou de verreiker kunnen gebruiken om te graaien op plekken waar hij met zijn blote handen niet bij kan.