Ga naar de inhoud

Au(to)

“Zeg jij ‘auto’ of ‘oto’?” vroeg ik aan de huisdichteres. We zogen en kauwden even op het woord en kwamen er achter dat we het allebei allebei gebruikten.

Volgens Onze Taal was het ooit een standskwestie (‘o’ werd gebezigd in gegoede, Franssprekende kringen, ‘au’ door het autoloze plebs) en is ‘oto’ in onze populistische tijden op zijn retour.

Zouden er ook nog regionale verschillen zijn? Bra- en Limbo’s meer ‘o’ of zo?

Van mezelf weet ik dat ik naar ‘au’ neig als het woord nadruk moet krijgen (bij tegenspraak, etc.) en dat de ‘oto’ wordt weggemoffeld in tussenzinnetjes. Ook de klankomgeving speelt mee: otoloze zondag vind ik geen gehoor.

De huisdichteres maakte een ander, idiosyncratisch onderscheid: haar ‘O-to’ zoeft zachtjes naar zijn bestemming terwijl zij soest op de achterbank; de ‘AU-to’ daarentegen is een ongewenste verschijning – lawaaierig, vies en gevaarlijk.

6 reacties op “Au(to)”

  1. Wat grappig. Voor mij zit het precies andersom. ‘Oto’ klinkt voor mij volks, waar ‘auto’ gewoon algemeen Nederlands klinkt. Vreemd hoe dat voor je gevoel zo anders kan zijn!

    En hier in Vlaanderen is ‘oto’ weer gangbaar, maar meer door het accent. Zoals de i in mijn oren als ie klinkt, zo klinkt de au-klank als o hier. (‘Otomatisch’ ‘Iek heb vies gegeten’ -> Was het niet lekker? Jawel? Haha. Miscommunicatie!)

  2. Hmm, ik vond en vind ‘au-to’ aanstellerig klinken, ik zeg altijd ‘o-to’. Heeft dat misschien met mijn indische achtergrond te maken.
    Leuk weetje: In het Indonesisch heet zo’n ding een ‘mobil’ (een beweger dus, en niet zoals in het Nederlands een ‘zelf ‘)
    In het Indonesisch zeggen ze tegen fiets ‘sepeda’ (van vélocipède)

  3. Als geboren en getogen Brabander zeg ik altijd ‘auto’. Mijn leraar klassieke talen beweerde vroeger dat dat de juiste uitspraak was, omdat het woord is afgeleid van het Griekse ‘autos’, dat ‘zelf’ betekent (hoe hij wist hoe de oude Grieken dat woord uitspraken is mij overigens een raadsel). Er was één gelegenheid waarbij ‘oto’ de voorkeur had, namelijk in het volgende (enigszins flauwe) grapje: “Zeg eens oto.” “Oto.” “Als je je broek naar beneden doet, neem ik een foto.”

  4. Ik ben een levenslange oto-zegger. In Amsterdam – Zuid, waar ik opgroeide, zei niemand – bij mijn beste weten – auto. Auto-zeggers woonden in de Pijp, Kinkerbuurt en de Jordaan. Tot in de jaren 70 zei ik tegen de klippen op ook nog steeds ‘hélicoptère’, dus let maar niet op mij. (Voor een aardig artikel over de uitspraakverandering van hélicoptère zie: http://vorige.nrc.nl/100jaar_voorpaginas/article1627202.ece/Helikopter )

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *