Gisteren was het Nationale Molendag. Bleek. We wilden al de Verspronckweg op fietsen, toen we bij de Jan Haringstraat molenwieken zagen wenken. Na enig echtelijk gejanee – nou – ach – vooruit – evendan? -waaromookniet – uhhh – wetenwehetechtzeker? gooiden we kordaat het stuur om.
Het hek van het aanlooppad stond open en in een tent bij de molen bakte een op de oude George Bernard Shaw lijkende man pannenkoeken voor de bezoekers – de eerste van drie generaties sympathieke vrijwilligers. De tweede was zo’n zestig jaar jonger en legde ons monter uit dat deze molen (voor mij tot dan toe louter decoratief) vanaf de 17e eeuw de Schoterveenpolder droog moest houden. Hij wees ons op het scheprad en op de afgebroken houten ‘roede’ in het gras (nu vervangen door een ijzeren) en vertelde honderduit – het was zo’n jongen die ‘wipmolen’ kon zeggen zonder te grinniken, kom daar eens om! Binnen ontving de molenaar ons, een jonge vrouw met ‘haar’ molen op haar overall geborduurd.
Zij hield haar eigen verhaal over het mechaniek en samen luisterden we naar het gekners van de houten tandraderen. Er stond een stevige bries. Toen kende ik het mooie woord ‘windbelemmering’ nog niet eens; dat kwam ik pas tegen in de folder van de Stichting Molens Zuid-Kennemerland. ‘Windbelemmering door de stadsuitbreiding maakte het noodzakelijk dat de bemaling in 1922 is overgenomen door een elektrisch gemaal.’
Met veel meer Neerlands bloed in d’aderen dan op de heenweg fietsten we terug door die stadsuitbreiding. Ah… de Molijnstraat (moulin, moulijn, molen) sufdacht ik (hoe langzaam kan een muntje vallen?). En nu we het toch over de Molijnstraat hebben, ook daar hadden wildbreiers / guerilla-knitters toegeslagen.
RaDa, lyrisch-tuttig-satirisch weblog sinds 2005!