In Engeland kocht ik The People’s Songs (the story of Modern Britain in 50 records). Niet al te diepgravende sociale geschiedenis opgehangen aan hits van Vera Lynns We’ll meet again tot Bonkers van rapper Dizzee Rascal.
Stuart Marconie schreef het boek voor een radioserie van BBC2. Geestig, gul met trivia en anecdotes zonder de grote lijn uit het oog te verliezen. Een van de thema’s is het popgenre als banier voor groepen jongeren die op de een of andere manier buiten de boot vallen. Eenzame, androgyne types die Ziggy Stardust uit de hemel zien neerdalen; of neem John Osbourne van Black Sabbath, die opgroeide in een naargeestige, in de oorlog gebombardeerde buitenwijk van Birmingham: ‘I always felt crappy and intimidated by everyone.’ (…) So my whole thing was to act crazy and make peolple laugh so they wouldn’t jump on me.’
De muziek van Black Sabbath (Paranoid!) werd weggehoond door de muziekkritiek en de erkende kenners (bij een concert verwaardigden The Small Faces zich niet om met de leden van B.S. te praten), maar de heavy metal aanhang (laagopgeleid, arm, uit de industriële Midlands) was hondstrouw en voelde zich des te sterker verbonden door het dédain van de rest van de wereld.
En dat brengt me bij Haarlem Jazz.
Ik heb het weer eens geprobeerd dit jaar. De Grote Tent was weg, dat zou misschien schelen. En New Cool Collective? Veel beter kan je het niet krijgen. Dus vrijdagavond tegen tienen posteerde ik me op de Grote Markt. Een paar duizend anderen waren me voor en roezesmoesden genoeglijk tot de technici klaar waren met de kabels en smoezeroesden onverminderd door toen Ben Herman en de zijnen het openingsnummer inzetten. Hooguit voerden ze het volume wat op. Ze moesten ook bier halen en hun vriendinnen bellen dat zij in het gezoeremoes stonden te moezeroesten samen met een paar duizend andere smoezeroesters.
Jazz? Iedere urgentie ontbrak aan het samenzijn – als de massa geteleporteerd was naar de Tweede Maasvlakte hadden ze het best gevonden, mits Grolsch de biertoevoer op peil kon houden en er belbereik was. Ongetwijfeld stonden er ook WARE LIEFHEBBERS, maar die hóór je niet. Na een kwartier droop ik af. Het Cool Collective verloor het van het zelfverliefde babbelcollectief.
Gisteren schampten we de Grote Markt rond Damiaatjestijd – ik was klaar met Haarlem Jazz en had verder niet naar het programma gekeken. De muziek kwam me bekend voor. Kris Berry? Kris Berry?!? Het was Kris Berry!!! Haar CD Marbles heb ik een paar weken met zeer grote frequentie gedraaid. Ik ben een fan en Kris deed alles goed. Zong met veel inzet, zag er mooi uit, probeerde de mensen op te zwepen. Alleen…
De mensen waren dezelfde als een dag eerder. Of in ieder geval hetzelfde. “Hier heeft niemand iets aan”, oordeelde de huisdichteres meedogenloos na tien minuten. “Wil jij nog blijven?”
We slopen weg van Haarlem Jazz en hoopten dat Kris het niet zou merken.
John Osbourne zal wel Ozzy Osbourne zijn?
Een en dezelfde: ‘By now known as Ozzy, Osbourne then tried his hand at a variety of jobs including slaughterhouseman, funeral home worker and horn tester in the local Lucas car factory…’ (p. 102)
Het is volgens mij niet zo zeer Haarlem (more or less) Jazz, maar de Haarlemmer, die alle muziek beschouwd als achtergrond.
In een café weet je dat van tevoren en is het begrijpelijk.
Al blijft het jammer als een prachtige singer/songwriter verzuipt in kroeggeroezemoes.
Haarlem Jazz & More is opgezet als een horecagebeuren met muziek, niet als een muziekfestival met een mogelijkheid om iets te drinken tijdens het luisteren. En de Grote Markt is dan dus één groot, verrassend genoeg overigens wel gesubsidieerd, café.
Het gepraat is er echter ook in concertzalen. En al heel lang.
In het oude (!) Patronaat, bijvoorbeeld, speelde ooit Mose Allison. Niet echt iemand die je dagelijks in Nederland kon aanschouwen. Ik erheen, vol voorpret. Helaas bleek de lieve man op de eerste rij al nauwelijks te horen. Naast me voelde iemand namelijk de noodzaak om op hoog volume met haar vriendjes de week door te nemen.
Toen ik de betreffende dame voorstelde om naar de kroeg te gaan als ze door muziek heen wilde praten, riposteerde zij dat ik maar een plaat moest kopen als ik muziek wilde horen zonder gepraat erdoorheen. Dan ben je wel uitgepraat.
Zij niet, overigens.
Nog zoiets: op de Grote Markt raakten we in geprek met een Surinaamse dame en die zei: ‘Weet je wat ik zo vreemd vind? Ik ben hier de enige donkere! Op een jazz-festival, nota bene!’
Ik keek om me heen en inderdaad: allemaal blank, allemaal vijftig plus, allemaal een grijze stoppelbaard.
Ook de acts. Zelfs de Afrikaanse groep Good Luck was lelieblank!
Vervelingsindustrie izzz
Staat me een concert van Nick Cave (geen jazz, mar maakt niet uit), bij, waar hij, voorafgaand aan het spelen van een gevoelige ballade, (the shipsong, denk ik) probeert met het publiek af te spreken: no lighters please. Precies, weg met die kitsch-aanstekers. En Cave zette zijn verzoek toen bij met de woorden: and if you still see l anyone with a lighter, you know what to do …… kick the fuck his head in!
Het geroezemoes is meestal niet te harden; ging het vroeger dwars door singer-songwriters, tegenwoordig moet je bij een hardrockconcert nog aan je buren vragen om te stoppen met schreeuwen naar elkaar. Gek genoeg gebeurde er tijdens een concert eerder dit jaar in de HMH van Bon Iver precies het tegenovergestelde; 5000 bezoekers muisstil bij de stem van Justin Vernon. Snap jij het?
Ook ik erger me weleens aan concertbezoekers. Laatst nog in het Patronaat, waar een persoon zo om de 10 seconden een wel heel raar (drug induced?) lachje produceerde. Maar vele malen erger vind ik de terreur van keurige dames en heren die zich bij recitals in de Kleine Zaal bij elk kuchje met een boze blik omdraaien. Waardoor je als zeer licht verkouden liefhebber permanent bezig bent met risicoanalyse. Zal ik even opluchtend kuchen en trotseer ik hun toorn of hou ik het in op het gevaar af dat ik moet braken, met uiteindelijk een veel grotere consternatie tot gevolg.