Hieronder mijn januari-column voor Straatjournaal, deze week nog in papieren versie verkijgbaar.
Gelukkig 2014 allemaal! Hopelijk zijn de oorsuizingen, oranje vlekken op het netvlies en andere zelfveroorzaakte naweeën van de jaarwisseling weer een beetje wegetrokken?
Ja, zoals wij hier in Noord-Holland Oud en Nieuw vieren doen ze het nergens ter wereld! Neem nou de tienduizenden dapperen die zich op 1 januari als met Unox-mutsjes getooide lemmingen in ijzig water storten – en al lang niet meer alleen op het strand van Zandvoort: tegenwoordig heeft elk boerendorp wel een poel of plas en een EHBO-ploeg die dit eeuwenoude louteringsritueel mogelijk maken; gereinigd en fris het nieuwe jaar in, onder het oog van de camera, dat doen de mensen graag.
Volgens sommigen stamt die traditie trouwens uit onze contreien, wisten jullie dat? Een middeleeuws volksverhaal wil dat het allemaal is begonnen met strandjutter Krijn Ebbelgra uit Oud-Petten. Krijn had de avond van 31 december 1389 in eenzaamheid doorgebracht, met een kruikje zelfgestookte schelvispekel. Toen hij het tot de laatste druppel had geleegd, besloot hij nog even langs de vloedlijn te slenteren (de Hondsbossche Zeewering lag daar toen nog niet) en zo kon het gebeuren dat een verraderlijke golf hem overspoelde. In het jaar van zijn onvrijwillige duik lachte het geluk Krijn toe als nimmer tevoren: hij vond bij strandpaal 14 een diamanten ring, zijn reuma genas, zijn bejaarde merrie kreeg een drieling en de struise weduwe van drie plaggenhutten verder werd smoorverliefd op hem. Een verklaring was snel gevonden; magisch denken is heus niet alleen van deze tijd.
Vuurpijlen afsteken om de boze geesten te verdrijven doen ze in alle culturen. Minder bekend zijn bepaalde varianten op ons Noord-Hollandse platteland. Ik noem er een: klokslag twaalf uur wordt in het gehucht Mulkschoor in de Verre Beemster een kanon afgeschoten dat tijdens de Tachtigjarige Oorlog door de inheemse moerasgeuzen werd buitgemaakt op de Spanjaard (er was daar maar één Spanjaard). Het kanon wordt geladen met een kogel van geperste schapenmest en afgevuurd in de richting van Madrid. Ook hier ligt de symboliek er dik op: do not dump your shit on us, wij willen een schoon begin.
Dat vind ik zo mooi aan die oude volksgebruiken, je hoeft geen cultureel antropoloog te zijn om ze te begrijpen. Neem West-Kruiperveen, met zijn vermaarde Kliekman. De eerste 51weken van het jaar is West-Kruiperveen in niets te onderscheiden van Oost-Kruiperveen en ettelijke andere -venen in die vergeten regio. Maar de laatste week helpt iedereen (de burgemeester incluis) geestdriftig mee aan het bouwen van een reusachtige pop, die wordt vervaardigd uit alles wat de varkens niet blieven. Versteende taaitaai van St. Maarten, plumpudding, snotterige bieten en vage meuk uit het kerstpakket, de Kliekman is er niet vies van – hij groeit soms tot een hoogte van zeven meter en dan gaat de hens erin. Fikt hij goed, dan wordt het een mooi jaar voor West-Kruiperveen. Zo niet, dan sidderen de boeren van bijgeloof en overwegen emigratie naar Oost-Kruiperveen.
Ach, er is zo veel! Bij Glibberdiep laten ze een met reuzel ingewreven hangbuikbig los en wie hem vangt is spekkoper. In Dieringerwerf knopen ze zes paar bretels aan elkaar: tien pronte vrouwen trekken aan de ene kant van de sloot, hun benevelde echtgenoten aan de andere – wie in de plomp valt doet in het nieuwe jaar de afwas. En dan heb ik het nog niet eens gehad over al die andere intrigerende folkloristische gebruiken in onze provincie: ik noem hier slechts het piepkeilen, het pijpkielen, gierzwieren, kluifvangen, zultsurfen, vinketeren, botterbijlen, kleibeffen, volvodunken, blinddorsen, midwintervlooien, keuslikken, kapelaanheffen, appelflappenpletten, scheurkalendereten en de oudejaarsloterij.
Zo’n nieuw jaar, je moet het een handje helpen, dat weten de mensen al langer dan vandaag…
(Met dank aan de Nephuizer Almanak)