In 2011 overleed mijn broer aan een hersenbeschadiging. Ik beschreef hier de tegenstrijdige emoties die zijn donorschap met zich meebracht nadat de beademing was afgesloten. Enerzijds wil je met je gedachten onverdeeld bij je broer zijn, elke minuut dat hij nog ademt; anderzijds werden we ons naarmate de tijd verstreek steeds sterker bewust van de dalende kansen van mogelijke ontvangers van zijn organen, van wie sommigen al in het ziekenhuis aanwezig.
Dood doet leven, noemde ik het stukje, want uiteindelijk kregen we bericht dat de nieren, eilandjes van Langerhans en longen waren gebruikt voor implantaties. Mijn moeder kreeg later een aangrijpende brief van de longdrager, die in zijn formulering precies het juiste midden had weten te treffen tussen zijn eigen herkregen levensvreugde en het besef dat die alleen kon bestaan door andermans verlies. Die brief deed ons goed.
Deze week bezag ik een transplantatie vanuit het omgekeerde perspectief. Het gaat om een van mijn beste vrienden, ongeveer even oud als ik. Voor wie een idee wil krijgen, ik schreef over hem in De natste dag. Toen wisten we nog niet dat hij longfibrose had, een chronische aandoening die allengs verergerde. In Loper in Ruste memoreerde ik hoe we samen onbedoeld een flink stuk liepen ondanks dat zijn longcapaciteit nog maar 20% was. Die wandeling was voor mij een buitengewone ervaring.
Wat begon als ‘een frisse neus halen’ werd zonder dat we er erg in hadden een heuse wandeling van een paar kilometer in de buurt van Landsmeer. We schuifelden langs de berm, dreutelden langs de rietkragen, treuzelden zonder reden en toen bespeurde ik iets opmerkelijks: niet alleen de zintuigen zogen zich vol bij dit ongewone tempo; ook het contact werd er intensiever door. Onze woorden hadden ineens geen haast meer.
De afgelopen maanden doorstond hij op de IC een hevige crisis, mocht weer naar huis en wachtte vervolgens op een dubbelzijdige longtransplantatie, die echter maar niet kwam. Dinsdag probeerde ik hem te bellenmailensms-en en werd uiteindelijk teruggebeld door zijn vrouw. Maar niet uit Amsterdam. Nadat hij opnieuw onwel was geworden, was hij in allerijl overgebracht naar Groningen. Ai. Zij was daar nu ook. “En hij wordt nu geopereerd.” NU?!? De operatie stond voor twintig uur in de boeken. Hij was onder narcose, en zij was veroordeeld tot urenlange onzekerheid.
De volgende dag belde ze weer. De operatie was geslaagd en had uiteindelijk ‘maar’ acht uur geduurd. De eerste tekenen waren gunstig, maar… ja… natuurlijk, ja… nee… het is te vroeg om te juichen, maar er is in ieder geval hoop. Hoop op herstel, en wie weet, over een paar maanden een feestelijke reprise van onze wandeling naar Landsmeer?
Dit citaat van Vaclav Havel stond op een nieuwjaarskaart die wij dit jaar kregen. Ik dacht eraan toen ik je verhaal las. Gelukkig hangt het naast mijn bureau.
Hoop
diep in onszelf dragen wij de hoop
als dat niet het geval is,
is er geen hoop meer.
Hoop
is een kwaliteit van de ziel
en hangt niet af
van wat er in de wereld gebeurt
Mooi, Marius en Cilia.
ontroerend