Afgelopen dinsdag gaf Wim Cerutti een lezing over zijn vorige week verschenen boek over de schilder Torrentius, Een Haarlems-Amsterdamse duivelskunstenaar.*
Daarover bij gelegenheid hopelijk meer, het boek verdient het. Waar het me nu om gaat, Cerutti’s lezing vond plaats in de Zakstraat. Ingang Bakenessergracht, bij boekhandel Pentagram (filosofie, gnosis, occultisme, esoterie) – sommige boeken zweefden centimeters boven de planken! De inleider sprak het terechte vermoeden uit dat een groot deel van de meer dan 200 aanwezigen de doorgaans ontoegankelijke lokatie als een bonus beschouwde. Na afloop zou er daarom een korte bezichtiging zijn van het domein van de Rozenkruisers.
Op weg naar de zaal passeerden we een forse drukpers. De strakke muren zonder opsmuk en de lange gangen deden een industrieel verleden vermoeden maar ik heb me er nog niet in verdiept. Het gebouw bleek veel en veel groter dan ik had verwacht. Zoals je de gevoelstemperatuur hebt, heb je ook de gevoelsgrootte. Die was zoals hieronder op de kaart aangegeven.
En omdat het voetbalveld de hectare heeft verdrongen als oppervlaktemaat: toen ik de gebedsruimte zag, met een klaterende bron, dacht ik meteen, hier zou je met gemak een officiële zaalvoetbalwedstrijd kunnen spelen.
Ik neem niet aan dat ze dat doen. Wat ze wel doen bleef een mysterie voor me – daar was de avond ook niet voor bedoeld, en zo hebben ze het geloof ik ook liever.
*Acht jaar geleden publiceerde het RaDa een stukje over Torrentius, dat werd gevolgd door een aardige, amateuristische orthografische discussie. En hieronder het op verzoek geschreven gedicht van de huisdichteres dat Wim Cerutti opnam in zijn boek:
Stroomt en spiegelt
Torrentius, de stromende
vloeit op ons toe in
kroezen, roemers, kruiken
zingt ons los met een penseel
minnestreelt ons de benen
toont liederlijk onze ziel
vaart wel bij het verkopen
van onze knopen die wij
openleggen voor hem, ons lief
galoppeert in woordkolder
dwars door onze godensproken
moest worden gebroken
geknerst en geknierpt
want! dat bandeloze
want! zijn rozevingerig getover
en! z’n god-de-loos getier…
maar blijft na vier eeuwen
nog de stromende, zingend
in de stille levende dingen
op het rondborstige en
het weerbarstige verliefd
(Sylvia Hubers)