Laatst las ik over stoplichten met sensoren die fietsers korter lieten wachten als het regende. In Haarlem kennelijk nog niet in gebruik, anders had ik in deze zondvloed terstond de vrije doortocht gekregen, als Mozes in de Rode Zee.
Ach, er was toch al geen redden meer aan, als ik kopje onder was gegaan in de Delft zou ik niet natter zijn geworden. Voor de regen en de auto’s was dat geen reden te stoppen. Op het kruispunt Randweg-Kleverlaan wachtte ik naast een oudere vrouw in een blauwe poncho. Beslagen bril en grijs haar, dat zich had neergelegd bij de barre omstandigheden.
Misschien heeft de gemeente Haarlem sensoren die fietsers langer laten wachten bij noodweer? Na twee minuten stonden we er nog. Achter ons sloten anderen aan, de een nog deerniswekkender dan de ander. “Weet u waar we het aan verdiend hebben?”vroeg ik. Ze wiste een grijze sliert van haar voorhoofd, keek omhoog en zei toen: “Nou, eigenlijk had het erger moeten zijn. Het is een bui met rood in het midden.”
Onwillekeurig keek ik ook even op. En toen bedacht ik (me) dat nog maar tien jaar geleden niemand ons simpele gesprekje begrepen zou hebben. Buien met rood in het midden bestonden toen nog niet. En nu zijn ze even gewoon als regendruppels.
De menselijke geest, wat kan ie veel en wat past ie zich snel aan!