Mijn Straatjournaalcolumn van november is nog een week op papier verkrijgbaar. Over zelfbeheersing of het gebrek daaraan. De eerste aanvaring zal RaDa-lezers bekend voorkomen, het vervolg is nieuw.
Voor boeddhist heb ik nooit gedeugd, maar zou het kunnen dat iemand ‘s nachts stiekem een stukje van mijn lontje heeft geknipt? Ik heb sterke aanwijzingen…
Vorige week kwam ik de snackbar uit met een tas afhaalvoer en wilde met de fiets aan de hand oversteken. Ik had één stap in een leeg parkeervak gezet, toen een auto met jankende remmen tot stilstand kwam, centimeters van mijn kettingkast. Ik zag mijn geest al zweven. Er sprong een man uit. “Ja, je had me niet gezien, hè!”, riep hij triomfantelijk, alsof hij kiekeboe speelde met zijn 3-jarige neefje. Ik mompelde iets onsamenhangends, waarop hij doorging op dezelfde jolige toon. “Ja, je moet wel uitkijken!” Vervolgens liep de blijerijer ‘mijn’ snackbar in.
Ik keek naar zijn auto, dwars over het parkeervak. De neus wees naar links. Hij moest tegen de rijrichting in zijn overgestoken. Geen wonder dat ik… Ik ging verhaal halen, merkte ik. De man (veertiger, weelderige haardos, beige pak) stond op zijn bestelling te wachten. Ik had geen plan, ik was bovenal kwaad. Tekst had ik wel, merkte ik.
“Meneer, ik wil u iets zeggen over uw toon. Ik begrijp uw toon niet. Want er is zojuist níets maar dan ook niets gebeurd waardoor u zo vrolijk zou moeten klinken.” Hij begon aan een verhandeling over richtingaanwijzers, die makkelijk tot verkeerstechnisch gewellesnietes had kunnen leiden. Ik kapte hem af. “Luister, zo’n voorval zou voor niemand leuk moeten zijn. Voor mij niet, want het scheelde niks of ik lag bloedend onder uw auto. Voor u niet, want u reed bijna iemand aan. Ik heb het niet over schuld. Bent u het met me eens dat uw toon misplaatst was?”
Hij bond in. Hij prevelde excuses. Ja, dat ben ik, ik laat niet over me heen lopen. Zelfbewust, redelijk doch dwingend kom ik op voor mijn zaak. Alleen, twee dagen later was ik ineens iemand anders.
Het was (of all places) bij een literair festival, met optredens in verschillende zaaltjes. Door geklungel van de organisatie hinderden die elkaar soms. In de zaal waar ik poogde te luisteren drongen babbelende stemmen door uit een belendende kamer. Hoewel, stemmen? Het was voornamelijk één, zeer sonore, zeer egorijke stem, boven een gesprek uit. De tussendeur kon niet dicht en ik had al beleefd gevraagd om enige consideratie. De tweede keer keek de stemhouder me aan of ik een drol op het parket was. Mijn missie was mislukt, mijn hartslag 200. Het ging pas echt mis na afloop, toen hij ontspannen onze zaal binnen wandelde en op zalvende toon een praatje aanknoopte.
“Het is godgeklaagd dat u zich hier durft te vertonen, nadat uw georakel hier een hele voorstelling heeft versteerd!” Dat was ik. Of was ik het wel? Hij riposteerde (het was zo’n man die riposteerde ipv antwoordde) dat… Ik beet hem toe dat het voor blaaskaken als hij kennelijk onmogelijk was hun ego even níet uit te venten. Daar wenste hij wel een kanttekening bij… “Dat VOLUME van u, dat kunt u DEMPEN, u heeft LIPPEN, die kunt u SLUITEN, of anders moet u dat snel LEREN! Er zijn andere ASOCIALEN die het wel is gelukt.”
Ik had mijn punt gemaakt en maakte het nog drie, vier keer, steeds luider (ook nadat de ‘stem’ al was afgedropen). Nee, het luchtte niet op. Ik vroeg me af wat er in me was gevaren. Was het ‘restwoede’ van die eerdere aanvaring, twee dagen terug, die weer oplaaide? Of ben ik vanaf nu een van die mannen die een reservoir boosheid in zich dragen en die frequent ontploffen – in stadion, kroeg en snackbar? Of anders wel tijdens de yogales of de cursus conflicthantering?
Restwoede!
Prachtig, Marius. Wat mij betreft het woord van het jaar 2014.
https://onzetaal.nl/dossiers/dossiers/woorden-van-het-jaar/