‘De middenstip wordt gesponsord door…’
Het was even wennen. Ik was erg lang niet bij Telstar geweest, maar doordat ze een speciale actie hadden voor onze leerlingen (de school ligt op Landgoed Schoonenberg) belandde ik gisteren voor het eerst sinds 1975 op de tribune, voor het duel tegen Jong Ajax in de Jupiler League (mannen weten waarom!).
De staantribunes (achter de doelen) zijn niet meer. Geheel afgedekt met reclameborden. Er was veel reclame. In de volle lengte van het veld flakkerden constant wervende teksten op, wat mij danig afleidde van het spel. Dat zal ook de bedoeling zijn van de adverteerders, maar toch… De kerstboom van Haan, blijft het langste staan – ze moeten op het veld wel erg virtuoos bezig zijn, wil je dat kunnen negeren. Voor niet-commerciële afleiding zorgde de vaste bespeler van het Paviljoen, een gitarist in Telstaruitdossing, die het publiek (2800 toeschouwers) opzweepte met meer elan dan Jimmy Page opbracht in zijn hoogtijdagen.
Het werd 1-1. Voor de voorbeschouwing verwijs ik jullie naar de kenners (In het TATA Steel-stadion neemt Telstar het op tegen Jong Ajax. De Witte Leeuwen hebben het jaar afgesloten met een zeventiende plaats, enz…) en voor het volledige wedstrijdverslag naar de Ajax-site: ‘Ulderink kon na afloop leven met het gelijkspel, maar was geenszins tevreden: ,,Deze wedstrijd was van onze zijde onder de maat. We hadden een slechte opbouw, leden veel onnodig balverlies…”’
De ruimtes op het veld waren klein, wil ik daar nog aan toevoegen (of was het veld klein?). Dat van die tekortschietende balvastheid zal wel kloppen, maar er ontbrak nog iets anders. JONG Ajax?!? Ik vond ze vooral ouwelijk. En vreugdeloos. Ik zag elf jonge Ajacieden die 90 minuten lang elf oude Ajacieden liepen te imiteren. Een kleine nummer 10 die hoopt ooit een grote nummer 10 te worden door de gebaartjes en loopjes perfect na te doen. Zelfs de grimassen leken voor de spiegel geoefend, op video opgenomen en vervolgens door Frank de Boer en Jaap Stam goedgekeurd. Ik zag de hele wedstrijd niemand lachen of een ploeggenoot verrot schelden.
Derhalve had ik ruimschoots tijd om te mijmeren over de tijden van weleer, toen ik op een volgepakte staantribune toekeek hoe Telstar het Grote Ajax van Cruyff, Neeskens en Keizer goed partij kon geven. En de naam Lipták drong zich aan mij op, de stijlvolle Hongaarse back waar ik destijds van gecharmeerd was. Naspeuringen brachten mij bij telstarfans.nl en zowaar, daar stond György Lipták, tussen de andere buitenlanders in de 50-jarige historie van de club:
‘Op toernee door Europa met Hongarije onder 19 toen de Hongaarse opstand in 1956 uitbrak. Lipták keerde niet terug […] en zette het leven voort bij FC Luik.’
Die buitenlanderspagina heeft een eigen poëzie. De mini-bio’s van al die in IJmuiden neergestreken voetbalnomaden en balvaardige dwaalgasten prikkelen de verbeelding. Marcio Junqueira (als 15-jarige gevlucht uit de Angolese burgeroorlog) werd door Telstarspeler John Weijers (zie ook hier) uit het asielzoekerscentrum in de Ripperda Kazerne geplukt en aan een club geholpen. Minder goed verging het de Braziliaan Wilson da Silva Chavas (seizoen ‘65-‘66), met slechts één optreden in het eerste elftal: ‘Volgens de overlevering had hij het vooral erg koud in Nederland en versleet hij zijn vrije tijd op de Wallen en als stiekeme saxofonist in het Zandvoortse Riche.’
En zo staan er veel meer op die liefdevol bijgehouden site. Want echte fans zijn er natuurlijk nog altijd, en met een beetje geluk praten die over 35 jaar nog met weemoed over de gelijkmaker van Anmar Almubaraki, met een niet al te daverend afstandschot, gisteren in de 76e minuut.