Rik Zaal, programmamaker, werd door NRC Lux (21-3) geïnterviewd naar aanleiding van zijn te verschijnen boek Zeventig, over oud worden en de ‘krimpende toekomst’.
Het boek bevat ‘een lijst van zijn fysieke verval van boven naar beneden. Groeiende kale plek op zijn hoofd, wallen onder zijn ogen, pigmentvlekken, hangend vel onder de kin, borsten, dikke buik, zichtbare aderen op enkels en voeten. “Het is een heel werk hoor, om er vrede mee te hebben. Ik denk dat het me is gelukt.”’
Een heel werk om er vrede mee te hebben?!? Jakkes, haal die man ogenblikkelijk weg bij de spiegel en bij zijn eigen navel! Bij mij kwam onlangs juist een heel andere top-tot-teen-lijst op: alle butsen, verminkingen en verzwakkingen die mijn taaie gestel in de loop van zestig jaar heeft gerepareerd of overwonnen. Een brekebeentje of sukkelaar vind ik mezelf niet (ik lag maar twee keer in het ziekenhuis: als kind met paratyfus en vorig jaar met die geklapte long/gebroken ribben; ik zat één keer een week in het gips met een dikke enkel). Maar zelfs als je niet accident prone bent, krijgt je lichaam alles bij elkaar behoorlijk wat te verduren. Het viel mij tamelijk lastig een paar plekken aan te wijzen die nooit op de een of andere manier werden toegetakeld of aangetast.
Van boven naar beneden: drie hersenschuddingen (als kleuter werd ik, ondersteboven hangend, door een bengel van het klimrek gekieperd; een dom kopduel bij de junioren A; een aanrijding op de Verspronckweg begin ‘80). Elf jaar geleden kreeg ik gordelroos boven mijn rechteroog en zag ik eruit als een gemartelde uit de Abu Ghraib gevangenis. De beste bloedneus kreeg ik als 14-jarige van een bullebak op een landje bij Santpoort-Noord. Aan mijn gammele gebit hebben drie generaties tandartsen het nodige verhapstukt. En zeker drie keer per jaar loop ik een fikse, debiliserende verkoudheid op. Dat euvel heeft mijn hoofd dus al 200 keer gefikst.
Zo, de kop is eraf! Neerwaarts! Bestaan er nog steenpuisten? Daarvan kreeg ik er als kind diverse op mijn rug (gelukkig geen ‘negenogers’). Dokter Sterk sneed ze open, kneep ze hardhandig uit en gaf me teerzalf mee. Ik weet niet waar ik het aan te danken heb, maar mijn inwendige organen werken tot nu toe met een anachronistische, Downton Abbey-achtige plichtsgetrouwheid. Echte rugklachten heb ik maar één keer gehad. Her en der was door de jaren heen heus wel eens iets loos, maar omdat dit geen openbaar elektronisch patiëntendossier moet worden, sla ik de romp verder even over. Maar zien jullie waar ik heen wil?
Op mijn rechterhand is 3 cm litteken zichtbaar van een diepe snijwond die ik als zesjarige opliep toen ik op het strand van Zoutelande een kuil groef en langs een glasscherf schraapte. Ik staarde ‘lang’ naar de lege geul voordat die zich met bloed vulde, herinner ik me. En ja, je handen… meestal houden ze zich wel ergens mee onledig, dus dat er om de zoveel tijd een vinger bekneld raakt of een vingertopje wordt gekliefd is onvermijdelijk. Als ik alle kwetsuren en ongelukjes had opgeschreven was het een waslijst geworden. Life is a battlefield (of was dat ‘love’?)
De zwaarste averij liepen mijn benen op. Schuivers en smakken als kind; honderden bloeduitstortingen, kneuzingen en verstuikingen in mijn twaalf jaar in voetbalcompetities; beulstrainingen voor de marathon; schaafwonden bij een valpartij bij een fietsvakantie; een hondenbeet; een verwijderde moedervlek op de linkervoet en een operatie voor een bindweefselvergroeiing onder de andere; honderden blaren bij wandelingen en de ergste pijn van allemaal: het gestoten kleine teentje.
En (het klinkt bijna als hybris) ik sta hier nog, op diezelfde benen. Ze hebben net als die van Rik Zaal wat pigmentvlekjes en sommige aders zijn volkomen de weg kwijt. Maar ze dragen me, ondanks hun mileage. Ze helpen me de trap op en bij het fietsen betrap ik ze soms op een zekere dadendrang. Maar als ze het op een gegeven dag niet meer trekken, hoop ik dat ik daar begrip voor zal hebben en dat ik zal zeggen: “Klagen? Dat vind ik toch meer iets voor jonge mensen.”
Nou zegt Rik Zaal in datzelfde interview, dat hij tegenwoordig niet meer zo gemakkelijk depressief te krijgen is als vroeger. Dat is op zich al een merkwaardige uitspraak. Dus er is wel een stijgende lijn te ontdekken. Overigens, Marius, wat in je verhaal nog ontbreekt is Tandje Door Lip.