“Ik ga wel even alleen naar binnen,” zei de huisdichteres empathisch en ik, verguld met mijn vrijstelling, ging zitten aan een van drie lege tafeltjes die buiten bij de Vomar stonden opgesteld.
Na een minuut of vijf beukte er iets tegen de rug van de stoel. Iemand probeerde een deur te openen die mij niet was opgevallen. Ik hief de obstructie op. Er stapte een gekromde oude man naar buiten, die me misprijzend aankeek en iets onverstaanbaars mompelde. Hij leek zich niet bewust van de lompheid van zijn exitstrategie en begon een paar meter verderop aan een puntig toelopend sjekkie te sabbelen.
Even later kwam een vrouw met opgestoken haar naar buiten met een dienblad. Ah… achter de pui zat een horecagelegenheid. Ik bevond mij op een terras. Nee, blijf maar zitten, hoor, zei ze toen ik uitlegde dat ik eigenlijk alleen op mijn vrouw wachtte. Ze drentelde wat en toen was ik getuige van een onverwachte intimiteit. “Moet je een trekkie?” vroeg de man. “Nee, dat kunnen ze zien.”
“Ach wat…” Hij ritste zijn windjack open, spreidde het linker pand open tot een scherm, haalde met rechts de peuk uit zijn mondhoek en hield die ter hoogte van zijn hart, het mondeinde van zich afgekeerd. Een blik van verstandhouding. Zij tuurde nog even naar binnen, deed rap twee stappen, bukte zich naar zijn borststreek en maakte gebruik van de tijdelijke rookruimte die hij voor haar had ingericht. Dankbaar. Daarna spoedde ze zich weer naar de klanten binnen.
Dat was deze week en het tafereeltje deed me denken aan wat ik deze zomer bij een kaasboer in de Cronjé zag. Gemoedelijke, mollige verkoopster helpt een veel oudere mannelijke klant, beetje volks, goed van de tongriem gesneden. Ze houden een plezierige conversatie gaande, zijn aan elkaar gewaagd. Als hij wil pinnen, schuift het apparaat heen en weer over de gladde toonbank.
“Ik hou het wel even voor je vast.”
Hij pakt gretig haar uitgestoken hand en begint die langzaam en teder te strelen. “Hier wacht ik nou al zó lang op.” Zij lacht, knipoogt naar mij en laat hem begaan.
“Goh, dat was heerlijk,” zegt hij, “maar aan alles komt een eind.” Hij toetst de code in, groet mij guitig en verlaat de winkel. Er was niets clandestiens of viezigs aan. Ik heb geen navraag gedaan. Er moet iets te raden overblijven.
Cute 🙂