(Straatjournaal juni 2015)
Hoe dof en kleurloos kunnen woorden worden? Als je ze overbelast? Door ze af te beulen als kreupele pakezeltjes? Door mishandeling, al dan niet moedwillig?
Dan verliezen ze hun kracht, roepen geen beelden meer op en hun ware betekenis vervaagt. Ze verkleven en verworden tot één lui gearticuleerde frase: bebabro. Op Twitter kun je ze zelfs vervangen door hun initialen, voorafgegaan door een hashtag. Ik heb het over #BBB, voorheen bed, bad, brood.
Het is allemaal begrijpelijk, vanuit beroepsgedeformeerd Haags perspectief. Je onderhandelt jezelf half in een coma met je collega’s, je recyclet tegenover de pers eindeloos dezelfde formules (iets van ‘basale opvangvoorzieningen van in Nederland verblijvende uitgeprocedeerde, niet terugkeerbereide illegalen’) en ineens hoor je jezelf ‘bed, bad, brood’ zeggen. Om je heen schrikken mensen wakker. Er is iets concreets gezegd! Dat suggereert daadkracht. Bedbadbrood, er is een frame! Zo gaan we het de kiezers uitleggen, dat is de inzet van de onderhandelingen.
Een week lang werd er in Den Haag gebedbadbrood dat het een lieve lust was. Bij ‘brood’ denken de mensen thuis aan multigranen verrijkt met omega-3 visolie, belegd met honing of haring in dillesaus. Bij ‘bed’ zien ze hun eigenste verstelbare Auping voor zich, met satijnen lakens, en in het denkbeeldige bad drijft weelderig schuim. En aan het eind van zo’n BBB-week stellen ze zich er helemaal niks meer bij voor. Niemand beseft dan nog dat het ‘bed’ in de harde praktijk een gammel geval is, waar een Fred Teeven of Hans Spekman slechts met onaanvaardbaar instortingsgevaar de nacht in zou kunnen doorbrengen. Gelukkig dat illegalen mager zijn (met of zonder brood).
Er zijn ook mensen die woorden koesteren. Die ze hun oude flonkering teruggeven. NRC-taalekster Ewoud Sanders speurde naar de oorsprong van de lekker bekkende kreet en kwam uit bij een Amsterdamse liefdadige instelling in 1948. Dus zo oorspronkelijk was hij niet. En hij was ingekort: ‘bed, bad, brood en geld’ was het eerst. Alleen hoef je daar anno 2015 niet meer mee aan te komen. Bed, bad, brood en bibliotheekpas? Strandbal? Biertje? Borrelnootjes? Broek? Allemaal onbespreekbaar.
Even weg van de Haagse woordmoordenaars naar iemand die vertrouwde woorden reanimeert. Ten tijde van het gênante gekissebis tussen PvdA en VVD las ik een uniek boek van MaartenJan Hoekstra: Dorp, stad, land. Onderhoudend en geleerd tegelijk! Hoekstra voert ons vanuit de prehistorie door de geschiedenis van de Lage Landen en illustreert hoe de veranderende leefomgeving nieuwe woorden baarde of de betekenis van gangbare woorden veranderde. Zowel een opfriscursus vaderlandse geschiedenis als een boeiende introductie tot de etymologie! Denk aan alledaagse woorden als duin, brug, moeras, deur, burger, koets, gracht, stoep, plantsoen, tram, kantoor en boulevard. Dat laatste hebben de Fransen van ons geleend en verbasterd. U raadt het niet? Komt van ‘bolwerk’!
Dorp, stad, land is zo’n boek dat je doet beseffen hoe onverschillig je doorgaans door het leven sjokt – uit gewoonte. ‘Gewoonte’ is (zo staat op p. 41) verwant aan ‘wonen’. Het echte wonen begon in 5300 voor Christus toen sommige nomaden het zo goed hadden dat ze hun zwervend bestaan voor gezien hielden. Ons woord ‘wonen’ gaat terug op het Germaanse *wunōn- = tevreden zijn. Zo tevreden met een plek dat je er wilt blijven.
Waarmee we terug zijn bij de moderne asielzoekers. Ik heb even gegrasduind in een etymologisch woordenboek. Volgens sommige theorieën is ons woord ‘bed’ afgeleid van een proto-indo-europees woord dat ‘graven’ betekent (denk aan een bloembed). De oerbetekenis zou dus een uitgegraven slaapplaats in de grond zijn.
Misschien kunnen we dat laatste beter stil houden. Voor je het weet breng je iemand in Den Haag nog op ideeën.