Gisteren haalde ik bij de Kennemer Boekhandel ruim anderhalf pond verse Haarlemse boeken: Huil maar, ik wens je uitstel toe, verhalen van Joubert Pignon (220 gram), De Onderwaterzwemmer van Thomése (370 gr.) en De halfbroer van Nicolien Mizee (240 gr.).
Dat laatste heb ik inmiddels uit. Ik vond het minstens even goed als de beide voorgangers (Voor God en de Sociale Dienst en Toen kwam moeder met een mes) en schoot tijdens het lezen regelmatig hard in de lach (zelfs in een volle treincoupé). Ik wilde er iets over schrijven voor het RaDa. Alleen maakte ik toen de beginnersfout eerst te snuffelen bij de erkende recensenten / sterrenstrooiers.
Lodewijk Brunt heeft er weinig van begrepen/genoten, maar bij NRC en Volkskrant haalt De Halfbroer in totaal acht sterren op en de beschouwingen van Janet Luis en Persis Bekkering doen mijns inziens recht aan het boek. Daar komt bij dat het RaDa al eerder over Mizee schreef.
Dus mag ik hier ook dankbaar vier **** in het bakje doen en het daarbij laten? En wie De Halfbroer leest en zijn hang naar melodrama of herkenbaarheid niet bevredigd voelt, zou er goed aan doen te luisteren naar dit verhelderende radio-interview met de schrijfster – vooral het eerste stuk boeit, over haar onarbeidzame leven voorafgaand aan het schrijverschap.
P.S. Over gewichtige boeken geschreven: anticiperend op het Schwobfest vanmiddag in de Lichtfabriek bestelde ik Karel Lesmans vertaling van een Poolse klassieker, De Pop van Bolesław Prus. Net verschenen. Gisteren werd het pakket afgeleverd. Ai… 926 pagina’s! Oftewel (ik heb het nagewogen) anderhalve kilo, schoon aan de haak.
Is dat een record voor een roman in paperback? Gelukkig is het bijna vakantie.