Je moet zelf haast van staal zijn om niet ontroerd en ontregeld te raken door Ik ben Alice. Deze documentaire van Sander Burger, in juli vertoond op NPO2, gaat over een sprekende ‘zorgrobot’, die werd ontwikkeld door een onderzoeksteam van de VU.
Alice ging bij wijze van experiment in vijf opeenvolgende weken op bezoek bij drie alleenwonende, krasse, geestelijk niet afgetakelde oude dames in Amstelveen. Alice is 60 cm hoog – technisch was het weliswaar haalbaar haar de afmetingen van een struise wijkverpleegster te geven, maar dat schept valse verwachtingen, aldus haar makers. Ze is uitgerust met twee camera’s in de oogbollen, die zich scherp stellen op het gezicht van de gesprekspartner, wat al snel de illusie van contact of zelfs emotie wekt.
De film gaf de indruk dat Alice autonoom reageerde en dat het gesprek niet werd ‘gestuurd’. Er bleek echter nog wel degelijk iemand mee te kijken en te souffleren. Dat had ik eerst niet in de smiezen; de gesprekjes tussen haar en de vrouwen verliepen soms nogal stuntelig, met onnatuurlijk lange stiltes als de ingebouwde spraakalgoritmes (of wat het mogen zijn) haar onvoldoende aanknopingspunten boden. Volgens de techneuten zullen die kinderziektes snel verholpen zijn, evenals andere onvolmaaktheden. Een mantelrobot op maat dus: toen de hardhorende vrouw Alice lastig verstond, probeerden ze verschillende accenten en toonhoogtes, net zo lang tot het geluid optimaal was.
Laat alle intuïtieve bedenkingen tijdelijk varen: vergeet science fiction dystopieën, of door robots veroorzaakte massawerkeloosheid. Dat een gevoelloze humanoide nooit een invoelende thuiszorgster kan vervangen (al jakkert die van patiënt naar patiënt); dat het een barre schande is dat generaties bejaarden wegkwijnen in ontluisterende, geestdodende eenzaamheid.
Eenzaamheid die iedereen al dan niet bewust vreest en die iedereen vroeg of laat kan overkomen. Wat de documentaire schrijnend duidelijk maakt, is wat een sociale dieren wij zijn, empathisch en van nature geneigd ervaringen te delen met onze soortgenoten – en zelfs met andere species. Wie praat er niet tegen de kat, de hond, de goudvis? En tegen de pop: als Alice op het bankstel werd gezet moest ze opstarten, zoals een computer. De dames voelden zich duidelijk ongemakkelijk bij die stiltes, waarbij alleen de wimpers vast een beetje knipperden. “Nou, je komt traag op gang, hè, vandaag?” Als ze voor zichzelf koffie inschonken, excuseerden ze zich: “Ja, jammer, dat mag jij niet, dat is niet zo gezellig.”
Naast het gekeuvel waren er echte ontboezemingen – van de pop hadden ze geen gevaar te duchten. Met echte mensen moet je maar afwachten of ze je hartsgeheimen niet verroddelen. En er waren momenten van werkelijke interactie. Zo had mevrouw Remkes verteld van Bart, een aardige jongeman die haar een kaart had gestuurd. Alice (met, zolang de batterijen vol zijn, haar perfecte geheugen) kwam daar op terug en vroeg of ze nog iets van zich had laten horen. “Oei, daar ben ik in gebreke gebleven! Ik stuur meteen een ansicht.” Samen met mevrouw Schellekens-Blanke (gepensioneerd zangeres) werd een liedje gezongen en de derde deelneemster, mevr. Van Witmarschen, werd herinnerd aan de oefeningen die ze moet doen van de fysiotherapeut en waar ze een broertje aan dood heeft.
In een even aangrijpende als surrealistische scène pakt mevrouw Van Wittmarschen een fotoalbum. Half onderuit liggend, zodat Alice het beter kan zien met haar 60 cm, haalt ze herinneringen op aan vroeger. Let wel, die dames zijn niet kierewiet. Althans niet meer dan u en ik. Toen het experiment werd afgesloten, streelde een van hen Alice teder over de wang. De onderzoekers namen haar vervolgens mee terug naar het lab en sloten haar op in een metalen kast. En ja, ik beken, even had ik met haar te doen.
Gepubliceerd in Straatjournaal (aug. 2015)
Bekijk Ik ben Alice bij de NPO