Is er behalve een dokter ook een psycholoog in de zaal?
Want waarom kan ik dat nou nog steeds niet? Gewoon: “Goedemorgen” (kuchkuch), “met Ma… Ma…” (cyclonisch gehoest) “met Marius. Ik heb…” (zwermen losse bronchiën vliegen in het rond) “het flink te pakken. Zet de rest van de week maar een dikke streep door mijn lessen.”
Vooropgesteld, het ligt niet aan de andere partij. Die toont medeleven, geeft medische adviezen en wenst me beterschap. Er wordt geen enkele morele druk op me uitgeoefend. Je zou hopen dat je in de nadagen van je werkzame leven verstandiger zou zijn. Dat de illusie gesleten is dat jouw vijf grieperige snotlesjes het fundament zijn onder het Nederlandse onderwijsbestel. In theorie weet ik het allemaal. Ook dat er een vreugdegehuil opgaat in 2B als hun overhoring niet doorgaat (de enige goede leraar is een zieke leraar).
Desondanks, in de praktijk stel ik mijn ziekmelding altijd zo lang mogelijk uit. Zwetend tussen de klamme lakens, amechtig, doordrenkt van kamillethee en zelfhaat, tegen beter weten in hopend op een wonderbaarlijke genezing. Zodat ik uiteindelijk om zeven uur ‘s ochtends, als de roostermaker wakker is, uit bed moet. Aan het slot van het gesprek vraagt hij meestal wanneer ik weer denk te beginnen. “Ik denk dat ik deze keer maar eens verstandig doe en lekker uitziek.”
“Vandaag, hoop ik. Uh…nee nie… (nies! nies!), “niet vandaag, ga maar uit van morgen. En anders hoest je het bijtijds van me.”
Ja, ik weet het, veel collega’s zijn net als ik. Maar een excuus vind ik dat niet.
P.S. Ziekmelden is moeilijk, maar betermelden valt ook niet mee. Zie Arbo hier Arbo daar.