Gepubliceerd in Straatjournaal okt. ‘15
In zijn biografie De wereld van gisteren memoreert de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig (1881-1942) meermalen met weemoed aan de tijd dat hij zonder paspoort en visa door Europa kon reizen. Alleen landlopers of zigeuners werden toen lastig gevallen met zulke formaliteiten.
Voor ons ondenkbaar, zoals het voor moderne tieners ondenkbaar is dat je ooit het vliegtuig betrad zonder eerst een inspectie- en detectietraject te doorlopen, als poedels in de circusring: riem af, tas af, colbertje uit, schoenen uit, door het poortje, je laten fouilleren omdat je het metalen kammetje in je kontzak was vergeten.
Klein leed, noodzakelijke rompslomp, de prijs voor veiligheid, denken de meesten berustend. Dat er ook iets wezenlijks verloren gaat, ondervond ik de afgelopen week, toen ik als begeleider met 44 scholieren naar Londen reisde, vanaf station Brussel Zuid. Wij boften: de Eurostar reed zonder oponthoud door het grimmige gebied bij Calais, waar vluchtelingen dagelijks proberen als verstekeling de Kanaaltunnel in te komen. De trein na ons liep dertien uur vertraging op.
En we hadden pech: de grenspolitie op Brussel-Zuid viste een van onze kinderen uit de rij, terwijl de rest tam doorsjokte naar de detectiepoortjes. Die knul woont al jaren in Nederland maar heeft de Duitse nationaliteit. In plaats van zijn paspoort (dat hij wél had, thuis) had hij zijn verblijfspas meegenomen, waarmee hij wel vaker reisde in Europa. Niet zo snugger. We werden naar een niemandsland gedirigeerd tussen twee controlezones in. Daar belden we met de Duitse ambassade, met zijn ouders, we argumenteerden met de onverbiddelijke Belgen, smeekten, soebatten, maar het slot van het verhaal was dat onze slungelige, ietwat wereldvreemde gymnasiast alleen achterbleef. Einde excursie en een enkeltje terug naar Amsterdam.
De bitsheid van de beide vrouwelijke grensbeambtes maakte het er niet beter op. Ze bleven herhalen dat het document ongeldig was. Ongeldig. Hun ogen stonden koud en hardvochtig, leerde de irisscan die ik heimelijk uitvoerde. Zij deden slechts hun plicht. En het zou kunnen dat u het met hen eens bent. Ja, toch? Het zou kunnen dat ík in hun positie evenmin toegeeflijkheid had durven opbrengen. De kern is dat we ons hebben onderworpen aan een onvermurwbaar systeem dat niemand vertrouwen schenkt tot het tegendeel is bewezen. Want dat met het terugsturen van zo’n jongen het terrorisme een gevoelige slag is toegebracht, zal niemand beweren.
Ik schrijf dit in de week dat de berichtgeving over asielzoekers ‘kantelde’ van angst naar meer medeleven. De week van de iconische foto. De Engelse roddelkrant The Daily Mail schakelde soepel over van koppen als ‘Calais: send in the army’ en ‘Migrants: how many more can we take?’ naar ‘Tiny victim of human catastrophe’.
Toevallig las ik onlangs Prikkeldraad van Dick Wittenberg. Het boek behandelt de onstuitbare opkomst van het materiaal en de diverse toepassingen sinds het werd uitgevonden in 1873, in DeKalb, 100 km van Chicago. De veehouders op de prairie waren er blij mee, maar ook de generaals uit de Eerste Wereldoorlog en de rijke bewoners van ‘gated communities’ in Johannesburg. Wittenberg gaat in op thema’s als illegale immigratie en irrationele versus rationele angst.
Vlamingen spreken trouwens van ‘pinnekesdraad’. Een van de boeiendste hoofdstukken gaat over de ‘Dodendraad’/ Grenzhochspannungshindernis die Nederland (neutraal) en België (bezet gebied) van elkaar scheidde van 1915 tot 1918. Voorafgaand aan de val van Antwerpen (1914) zocht ruim een miljoen vluchtelingen een heenkomen in ons land, dat destijds zes miljoen inwoners telde! Ze werden ondergebracht in de Bijenkorf, Artis, in binnenschepen en waar al niet. Een eeuw later zijn de vragen in essentie dezelfde als toen: moeten we de afrasteringen verhogen of de poorten wagenwijd openzetten, à la Angela Merkel? Nu alleen het antwoord nog.