Je hoort wel veel slechts over de eenentwintigste eeuw, maar qua gebitszorg zijn we onovertroffen. Zo zat ik woensdagavond in een Turks restaurant aan de Kennemerstraat. Ik was de enige eter op dat moment, dus de ‘kplinkt’ waarmee de afgebroken voortand op mijn bijna lege bord stuitte was duidelijk hoorbaar.
Juist, ja… Ik had al een tijdje vermoedens dat het niet helemaal jofel zat (ik voelde een scherp randje langs mijn tong en hij had soms een beetje speling), maar dit was wel erg gortig. Thuis voor de spiegel wist ik niet wat ik zag. Denk aan reclameposters van demonstratief glimlachende mensen waarop vandalen met viltstift één tand zwart hebben gemaakt. Mwahhh… Ik sliste nauwelijks, stelde ik proefondervindelijk vast. Ik moest nog naar een feestje en hoopte daar de lacune te kunnen verbergen, zolang ik mij tanden (minus een) niet bloot lachte. Helaas, de wens bleek hier vader van … Iedereen merkte het meteen op.
De volgende ochtend gaf ik, voor mijn tandartsafspraak om 12 uur, eerst nog twee uur les. Het was een interessant psychologisch experiment. Ik bleek toch te slissen, bij stemverheffing. En als je er bovendien uitziet als een zwerver, tast dat je gezag snel aan. Of verbeeldde ik me dat? Het leverde wel leuke gesprekken op over zelfvertrouwen en schoonheid.
“Oooh, maar dat ziet er mooi uit,” zei de tandarts om 12 uur. “Je hebt daar al een wortelkanaalbehandeling gehad, dus we kunnen er zo een pin in zetten. De pin zat zo en ze hadden bakken kant-en-klaartanden, allemaal gaaf en glanzend, verlangend naar hun pin. Tandtint uitzoeken, even passen, beetje bijvijlen, aandrukken, plastic hoesje verwijderen. Om tien voor half een was het gepiept. Een vervolgafspraak hoefde niet. Ik wou mijn tandarts zoenen maar dat druiste in tegen haar beroepscode. Het maakte niet uit, zingend fietste ik terug naar school.
De huisdichteres had die nacht bij haar moeder geslapen. Ik had telefonisch mijn dentale leed geklaagd, maar toen ik haar ‘s middags weer zag, was het met mijn triomfantelijkste grijns.
Overigens, zo erg als bij mijn neefje Sander / Fander was het nog niet.
En de rekening? In mijn geval was de uitdrukking ‘lachen als een boer met kiespijn’ van toepassing.
@H Sloos: De rekening moet nog komen, maar ik denk niet dat ik die tand nog wil ruilen.