Gisteravond was de voltallige eenpersoons literaire RaDa-reda bij de tweede uitreiking van de J.M.A. Biesheuvelprijs, die werd toegekend aan Marente de Moors bundel Gezellige Verhalen.
Iedere schrijver die het afgelopen jaar een boek met kort proza had uitgebracht was uitgenodigd voor de huldigingsceremonie in het Lloyd Hotel, dus dat Haarlem (San Bos, Sylvia Hubers, Joubert Pignon) naast de cheque greep was geen daverende deceptie. En vooropgesteld, alle inspanningen om het kort verhaal als genre iets meer glans te geven vallen te prijzen.
Niettemin schortte er iets aan de avond, voor mijn gevoel. Misschien lag het aan de presentatie. Die was toevertrouwd aan een ingespeeld duo: Ivo Victoria (de man met de afgrijselijkste ij/ei van de Lage Landen) en Rob Waumans. Net even te stoer en afstandelijk. ‘Puberiel’, tikte ik nijdig, in het volle besef dat dat woord niet bestaat – o ja, toch: Google vist het uit een vertaling van Finnegans Wake. Maar ook het voorgelezen juryrapport legde de nadruk meer op de tekortkomingen van de niet-winnaars dan op hun kwaliteiten.
Het gebrek aan warmte werd ruimschoots gecompenseerd door de aanwezigheid van Maarten Biesheuvel en zijn Eva zelf.
Het toeval wilde dat zij dichtbij op de rij voor ons zaten. Het was een bijzondere gewaarwording – alsof er een straalkacheltje was geplaatst, dat zijn aanwezigheid meer liet voelen naarmate de avond vorderde. Uit niets kon ik opmaken of het programma hen raakte, of zelfs maar bereikte. Zij zaten daar, als een heilige tweeëenheid, een sculptuur van toegenegenheid. Aan Philemon en Baucis moest ik denken, het stokoude echtpaar uit de Griekse mythologie, dat als beloning voor zijn gastvrijheid door de goden werd veranderd in een eik en een linde, in elkaar verstrengeld, voor altijd samen.