Wacht, eerst even de stopwatch indrukken – het is nu twee voor half tien ‘s ochtends. Koffie binnen handbereik.
Over Christopher Hitchens herinner ik me een anekdote (die ik hier in verband met de tijd niet ga documenteren) over een woest alcoholische lunch, waarna hij min of meer op de tast naar de burelen van zijn tijdschrift wankelde, een fortuinlijke landing maakte achter de typmachine en binnen een half uur een onberispelijk knisperige column het licht liet zien. Of was het een essay? Of een biografie?
Zoals je op voorverpakt voedsel ingrediënten en calorieën kunt lezen, zou ik bij onze nationale column-bakkers graag vermeld zien hoelang ze over hun stukje hebben gedaan. Deze week proeflees ik Het Parool, met Theodor Holman. Drie kwartier? Hoe dan ook, te kort om mij te kietelen. Frits Abrahams schat ik op twee uur dagelijks – op techniek, over willekeurig welk onderwerp. Echt slecht kan hij niet meer schrijven en de risicoloosheid is tegelijk een beetje zijn makke. Die nieuwe NRC-jongen, Marcel van Roosmalen, die met die opgestroopte mouwen, moet er harder voor werken. Zes uur? Zestien uur? Zonder succes, wat mij betreft, hij doet te stoer.
Tommy Wieringa (HD, op zaterdag) doet niet aan niemendalletjes. Drie avonden tobben om granieten meningen op te kloppen tot een luchtige mousse, schat ik. Bas Heijne schrijft als ik het wel heb met een koptelefoon op, met stuwende rock. Eén welbestede vrijdagavond? Georgina Verbaan (NRC Lux) is een soort anti-Abrahams. Die pielt aan vier onaffe, uit het leven gegrepen flutverhaaltjes tegelijk, die als de deadline-paniek toeslaat onontwarbaar in elkaar verstrikt raken. 1300 woorden!!! Waarna een redacteur er vier alinea’s uit losknipt. Begrijp me niet verkeerd, ik lees Georgina erg graag. Ten slotte: een Wittemannetje kost de goede Sylvia evenveel tijd als een uit de losse pols bereide zuurkoolstamppot voor vier personen. Maar je weet het nooit.
Vorige week was ik bij de Literaire Salon van boekhandel Schimmelpennink, waar de huisdichteres voorlas (dat kan ze als geen ander) en zich liet interviewen (waarbij iedere vraag voor haar zoiets is als een kies die moet worden getrokken, zonder verdoving). Remco Daalder was daar ook, met zijn fameuze gierzwaluwen en gastheer Ton las een column van eigen hand – ook iets met vogels en het buitenleven. Cabareteske, droge voordracht. Het stukje zwabberde en zwenkte aanvankelijk alle kanten uit, als een eend tussen de broodkorstjes, maar kwam uiteindelijk wel degelijk ergens/ter bestemde plekke aan.
“Hoelang doe je nou over zo’n stukje? Twintig minuten?” vroeg ik bij de nazit geïntrigeerd en haastte me eraan toe te voegen dat ik mijn vraag niet denigrerend bedoelde. Nee, nee, bezwoer ‘de boekhandelaar’ me (en dat nam me voor hem in), er was wel degelijk aan getimmerd en geschaafd. Die nonchalance van hem was zwaar bevochten.
In het feestpakket dat de huisdichteres mee naar huis kreeg zat ook zijn in eigen beheer uitgegeven bundel, Moedig Zijwaarts. Onderhoudend, vaak grappig, knorrig en quasi-knorrig, maar onverbitterd – wat een sympathieke man is die ‘boekhandelaar’! Ik las het met veel plezier. Niet bij Bol.com verkrijgbaar, maar mochten jullie eens in de buurt van de Weteringschans zijn…
Nou, dat was het wel zo’n beetje – nu nog even rondbreien: 10.36 uur, oftewel 68 minuten voor een kleine 500 woorden.