Het is daar naar, Raarlemmers. Laat je niks wijsmaken over luxe hotels en blijf op (of keer gezwind terug naar) het rechte pad.
Dat schreef ik in 2005 naar aanleiding van protestacties van gedetineerden en een zaalvoetbalwedstrijd die ik 35 jaar geleden in de Haarlemse Koepelgevangenis speelde. Gisteravond was ik er terug. Mijn schaakactiviteiten staan tegenwoordig op een armetierig pitje, maar toen ik las dat mijn club Het Witte Paard een delegatie wilde samenstellen voor een aantal ontspannen potjes tegen vluchtelingen, gaf ik me op (paspoort meenemen).
.
.
Het galmde en echode er als vanouds – mijn eigen klaterende lach hoorde ik soms na vijf minuten weer terug, vervormd, al dan niet versterkt, na een lange reis met mysterieuze omzwervingen langs het dak van de Koepel en de gaanderijen met honderden cellen – inmiddels omgedoopt/omgebouwd tot kamertjes. HaaiaHaHa! HaaaaaaHaHiaHiaHaHyena. Tijdens de ergste crisis werden er 380 vluchtelingen opgevangen. Momenteel zijn er nog zo’n 200 bewoners in de noodopvang – dat geeft meer lucht en minder kabaal.
Niettemin… het blijft een surrealistisch decor. Veel Eritreërs, Kosovaren, Afghanen of Syriërs die het gebouw voor het eerst betraden, moeten gedacht hebben aan een sadistische grap van het COA. Ook ons gezelschap had even nodig om te wennen aan de entourage. Enigszins schutterig zetten we de tafeltjes en stukken op in de enorme leegte van het middenterrein, niet goed wetend wat te verwachten. Maar weldra – we waren gesignaleerd, zo’n Panopticum heeft ook zo z’n voordelen – meldden zich de eerste liefhebbers voor een partijtje en even later hadden alle dertien HWP-ers een tegenstander.
En zo zat ik tegenover een getaande Mongoliër met een pet. Zijn leeftijd liet zich niet raden en we hadden geen gemeenschappelijke taal tot onze beschikking. Af en toe mompelde en mummelde hij wat, of giebelde als hij een toren in liet staan. Er ging een bovenaardse rust van hem uit en ik kon me voorstellen hoe ze in de lange winters van zijn vaderland urenlang over één zet deden, om hem daarna weer bedaard terug te nemen en opnieuw te peinzen. Als ik ook namens hem mag spreken: we hadden het goed samen, zonder woorden. Toen hij verloren had, grijnsde hij met al zijn rimpels, zwaaide en vertrok.
Mijn volgende tegenstander was de tegenpool van de eerste: een rad Engels sprekende, branieachtige, snel spelende Iraniër. Het lukte mij zelfs die partij te verliezen, door één onbesuisde zet. Goed voor zijn humeur was het zeker. Terwijl we speelden, kregen we af en toe bekijks, van schakers en niet-schakers. De stemming was gemoedelijk deze avond. Tijdens de partij was iedereen fanatiek, maar daarna kon er ook een dolletje van af.
Verwacht geen verstrekkende conclusies van mij, of een moraal. Het was een avond vol tegenstrijdigheden, laat ik het daar bij houden. En ik zou zo nog een keer gaan.
Meer Koepel in Watermanagement.