Kan het, vroeg de RaDa-reda zich vandaag af, dat hier een nieuw tijdperk is ingeluid? Op het gebied van openbare orde en lokaal bestuur, of zelfs volksopvoeding en geestelijke hygiëne?
Begin juni zag ik de fietsvrije achterzijde van station Haarlem, met dat enorme spandoek: ZET JE FIETS OP ZIJN PLEK IN HET REK. Voeren de handhavers een schrikbewind, schreef ik destijds. Bijna zes maanden later is het plein nog net zo leeg. Steriel, overbodig bijna. Wat moet je met een plein als je er niets op zet? Vanochtend zag ik een wagen met aanhanger, die werd volgeladen met fietsen uit de stalling. Ik bekeek de oogst en die was niet gering. Geen roestige barrels. Trotse, gave fietsen, opgetuigd met kratten en kinderzitjes.
.
.
Als het geen oorlogsverklaring aan de middenklasse was, dan werd er in ieder geval zonder aanzien des persoons gevorderd (een geconfisqueerde fiets voerde zelfs een knalgele krat met de naam van een Haarlems advocatenkantoor, dus juridisch zal de gemeente wel sterk staan).
.
.
Een jeugdige handhaver droeg gemotiveerd de zoveelste fiets aan, alsof hij hem zelf mocht houden. Hij had een smetteloos, kreukvrij uniform, dat menig adelborst zou doen kwijlen. “Mag ik wat vragen?” Hij lachte breed, zijn gebit had hij ook keurig op orde. Ja, legde hij uit, ‘s ochtends deden ze stickers op slordig geparkeerde fietsen en als die na vier uur niet weg waren dan…
Vier uur…?!?! Vroeger hadden ze óók stickers, die je dan na vier weken langzaam tot ontbinding zag overgaan in de regen. Ik stelde me voor dat dit régime tot de stadsgrenzen werd uitgerold. Dat ik woonde in een stad waarin (de omwenteling had zich binnen een jaar voltrokken, zonder dat iemand er erg in had) niets maar dan ook niets meer werd getolereerd.
En kreeg heimwee naar de tijd dat je een slijptol nodig had om door de fietsenkluwens heen het Staten Bolwerk te bereiken.
.