Mijn column uit Straatjournaal (nov. ‘16)
Mijn vader had een cassette met de drie delen van In de Ban van de Ring. Die verslond ik ooit in een paar weken, maar na Tolkiens klassieker keek ik zo’n veertig jaar niet meer om naar het fantasy-genre. Wel heb ik een zwak voor van die kinderen (12-16 jaar) bij mij op school die in pauzes of tussenuren direct wegkruipen in een boek dikker dan hun broodtrommel: nummer zoveel uit een twaalfdelige cyclus, met op het omslag een vlammend zwaard, een toornige magiër met een baard zo groot als een keukenschort of een fabeldier dat druk doende is een kasteel te verwoesten.
Maar toen (ben ik aan het infantiliseren, of ontsnobben? Is het escapisme, een vlucht uit onze dorre mediawereld, waarin kranten en tv dagelijks plichtsgetrouw problemen voor ons apporteren, zoals honden afgelebberde tennisballen)… toen ontdekte ik Ursula K. Le Guin met haar Earthsea-reeks.
.
.
Impulsief kocht ik vier delen in één band, 890 bladzijden. Ik verkneukelde me op de lange winteravonden. Wat ik nog niet kon bevroeden was hoezeer ik aan dat boek verslingerd zou raken. Het was boeiend én bevrijdend tegelijk, na talloze ‘herkenbare’, realistische boeken over huwelijken die averij oplopen of hoofdpersonen die vastlopen in een sleurrijk bestaan. Jullie kennen/zijn die types…
De Earthsea-verhalen spelen zich af op een archipel à la Indonesië, met honderden eilanden en verschillende talen, in een pre-christelijk, pre-industrieel tijdperk. De hoofdpersoon heet Ged, die in het eerste boek uitgroeit van een eenvoudige geitenhoeder tot een machtige magiër. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Bij een puberaal spelletje bluf met een rivaal roept hij krachten op die hij niet kan beheersen; dat moet hij bekopen met afgrijselijke littekens op zijn wang. Om de angst voor zijn aartsvijand te overwinnen, dwingt hij zichzelf vervolgens die op te zoeken in plaats van te ontvluchten.
Elke avond voor het slapen laat ik me tegenwoordig betoveren door de schoonheid van Le Guins proza en ‘leef’ ik een paar uur in een vreemde, strenge wereld vol ontberingen en beproevingen, waar overleven afhangt van moed, trouw, volharding; van kennis van namen, symbolen en spreuken. Het kwaad is er nooit eenduidig (zeg maar een boze draak die geslacht moet worden); het wordt opgeroepen door een verstoring van de balans, door machthebbers of tovenaars. Zoals Ged het uitlegt aan een jeugdige discipel:‘Als we macht over het leven verlangen – eindeloze rijkdom, onaantastbare veiligheid, onsterfelijkheid – dan verwordt verlangen tot hebzucht. En als kennis een verbond sluit met die hebzucht, dan ontstaat het kwaad. Dan kantelt het evenwicht in de wereld en legt vernietigingsdrift meer gewicht in de schaal.’**
Als ik ga slapen, blijft Earthsea meestal nog even bij me. Duistere kerkers en gangenstelsels, adelaars die kunnen praten, en geheimzinnige krachten en invloeden die het volbrengen van een nobele missie verijdelen. Soms raken dagelijkse werkelijkheid en fantasie verstrengeld. Op 9 november stond ik op om half acht, at een boterham en ging naar volkskrant.nl. ‘Trump nog vijf kiesmannen verwijderd van presidentschap.’ Ik had geen tijd om verder te lezen. Het halfuur daarna zat ik op de fiets, in het schemerdonker, met tegenwind. Vertwijfeld. Wat was er ontketend in de wereld? Herfstbladeren zwiepten langs als spoken uit een grimmig verleden. Kauwtjes in de berm veranderden in aasgieren die hoopten op wereldwijd bloedvergieten. De zwarte knotwilgen langs de Delft namen de gedaante aan van de nieuwe wereldleider.
Die avond las ik niet. Bij DWDD luisterde ik naar Twan Huys, Lodewijk Asscher, Bas Heijne en andere duiders. Die bleken evenmin over een toverstaf te beschikken als ik.
**Mijn vertaling
P.S. Hier David Mitchell (Cloud atlas) over zijn fascinatie met Earthsea