In het Cambrium Krijt Devoon Ordovicium nog niet zo heel grijze verleden schreef het RaDa een paar stukjes over stadsfossielen (zie hier of hier). Niet dat ik er enige sjoege van had, maar ik zág ze wel. Soms. Steeds vaker.
Dus toen ik vernam dat Jelle Reumer een handzaam boekje had uitgebracht over ‘stadspaleontologie’, begon het te kriebelen. Dit was mijn kans iets van mijn onwetendheid af te knibbelen. Maar geef me de tijd! Het zal nog de nodige zelfstudie vergen alvorens ik in gezelschap de pas durf in te houden bij een natuurstenen muur om met onaantastbare autoriteit uit te roepen:”Zien jullie die afdruk daar, een soort nagelvijl? Dat is (tenzij ik me héél erg vergis) een Crinoidea! Een zeelelie, de steel althans. Naar schatting zo’n 330 tot 350 miljoen jaar oud…”
Voorlopig verlustig ik me vooral aan de schitterende namen: stromatolieten, orthoceras, belemnieten, de hemipneustes (zee-egel), nummulieten enz. En ja, natuurlijk, als ik door de stad wandel blijft mijn al te gretig oog plakken aan van alles en nog wat. Ahum…
.
.
Dat was het Stationsplein, bij een prullenbak voor motorisch gestoorden. In verticaal natuursteen zoals winkelpuien heb je minder hinder van kauwgumfossielen. Dat neemt niet weg, als je jachtinstinct eenmaal is gewekt, blijf je fossielen zien waar ze niet zijn (dit was in de Koningstraat, nabij Lenie Peetoom).
.
.
Genoeg zinsbegoochelingen. Die fossielen zijn er wel degelijk, ook zichtbaar voor de leek. Bij de achteruitgang van Station Haarlem, een plek waar dagelijks duizenden reizigers langs jakkeren, OV-kaart in de hand, zag ik deze Michelinia (een zeer algemeen voorkomend koraal). De Walen noemen ze ook nids de guêpe (wespennesten). Dat muntje van €0,50 ligt erboven om de afmetingen duidelijk te maken. En het patroon dáárboven is het profiel van een natte zool.
.
.
Jelle Reumer houdt zich aanbevolen voor nieuwe vondsten – het boek bevat tientallen foto’s, gemaakt van de arduinen vloer in een Gronings toilet tot de St. Pieterstraat in Maastricht. En Haarlem, hoe zit het met Haarlem, hoor ik een schel bavocentristisch gekrijs. Wij staan vermeld, stadgenoten, weest gerust. In de gevel van de Appelaar bevinden zich ‘de enige nummulieten of macroforaminiferen die ik in Nederland in een gebouw heb aangetroffen’ (p. 125). In het beige steen, zo groot als een vingerafdruk.
En verder wacht ik jullie vondsten en vangsten in spanning af, dat spreekt.
(wordt vervolgd)
PS Voor een gedegen bespreking van Reumers boek en een plaatje van ‘onze’nummulieten, zie hier.
PSS In de zijbalk kun je je abonneren op het RaDa – je krijgt dan een emailbericht zodra er een nieuw stukje is verschenen.