Bestaan er bal-archeologen? Deze week vond ik in de berm bij het Houtmanpad een bal, nog net herkenbaar als een tennisbal. Hij was kaal…
(Trouwe RaDa-lezers weten dat de redactie na zich gestort te hebben op de hete Haarlemse actualiteit verkoeling zoekt in een ongevaarlijk stukje over iets tams, onbenulligs en onomstredens en deze vondeling, zonder eigenaar, menselijk of honds, voldoet aan alle voorwaarden dienaangaande.)
Kaal, zei ik, of kalende – er kleefden hem nog wat oude viltpluisjes aan – het zal je kapsel maar wezen… Rimpels had hij niet, en hij had nog niet al zijn bounce en veerkracht verloren. Uit de tijd van Tom Okker (Haarlems grootste tenniszoon) en Betty Stöve? De eerste tennisballen die ik me herinner waren wit; wanneer kwamen die groengele of geelgroene? Ah… je kunt die dingen opzoeken: 1972, voor betere zichtbaarheid op TV.
Op de US Open rossen ze elk toernooi door 70.000 ballen heen; ze worden na negen games vervangen, maar dan zijn ze er, de gemene slices en brute opslagen van Nadal en andere tennisreuzen ten spijt, nog een stuk beter aan toe dan mijn gevonden voorwerp. Gaan ze dan naar het amateurtennis, of direct naar hondenasiels?
Om zijn geliefde tennisbal zo te ontharen als deze moet een hond heel wat sabbelen, kluiven en apporteren. Was de bal afgedankt? Of zoekgeraakt, doordat zijn trouwe, maar eveneens ouder wordende hond aan reuk- of gezichtsvermogen had ingeboet? Nou ja, het kan erger: in de vorige eeuw werden miljoenen van zijn soortgenoten aan het eind van hun sportieve leven zonder pardon en verdoving gehalveerd en op een trekhaak gezet. Een wrede praktijk waar destijds niemand vraagtekens bij plaatste.